Minister Yeşilgöz van Justitie onderneemt geen actie naar aanleiding van de oproep van RA Leonard Vereecken om verslaggevingsfraude harder aan te pakken. De huidige aanpak is adequaat en controle op wettelijke verplichtingen moet vooral door aandeelhouders en de markt worden gedaan, antwoordt ze op Kamervragen naar aanleiding van Vereeckens pleidooi bij Accountancy Vanmorgen.
Vereecken betoogde in zijn opiniebijdrage op deze website dat Nederland feitelijk witteboordencriminaliteit gedoogt; jaarlijks leidt gemiddeld minder dan een verslaggevingsfraudezaak zaak tot vervolging. Hij deed zes voorstellen aan het kabinet, onder meer tot strengere handhaving en het verbieden van trustkantoren.
Geen onderzoek
SP-lid Van Nispen las het en stelde er Kamervragen over aan minister Yeşilgöz. Ze kan niet aangeven hoe groot de omvang is van schade door verslaggevingsfraude. ‘Cijfers over schade van verslagleggingsfraude worden niet apart bijgehouden. De omvang van deze fraude is ook niet goed vast te stellen, omdat het causaal verband tussen onjuiste jaarverslaglegging en schade die derden ondervinden moeilijk te bepalen is. Ook komt jaarverslagleggingsfraude in combinatie met andere vormen van fraude voor. Welke schade door welke fraude wordt veroorzaakt, is lastig te bepalen. Ik zie op dit moment geen aanleiding om een onderzoek in te stellen.’
Jaarlijks minder dan tien fraudegevallen bewezen
Van 2017 tot en met 2021 is in minder dan tien zaken per jaar verslagleggingsfraude bewezen verklaard door de rechter. Yeşilgöz merkt op dat ook vervolging kan worden ingesteld op grond van valsheid in geschrifte. ‘In de jaren 2017 tot en met 2021 gaat het om zo’n 500 tot 800 zaken per jaar waarin de rechter in eerste aanleg valsheid in geschrifte bewezen heeft verklaard. Hierbij gaat het ook om andere fraudevormen dan verslagleggingsfraude.’ Het OM heeft in de genoemde periode 39 zaken behandeld, waarbij er in twaalf gevallen tot dagvaarding is overgegaan. De minister vindt de aanpak van verslagleggingsfraude ‘op basis van de huidige signalen en beschikbare capaciteit’ afdoende.
Geen verbod trustkantoren
Yeşilgöz gaat ook in op de zes voorstellen van Vereecken. Ze vindt een bindende aanwijzing geven aan het Openbaar Ministerie om per direct streng te handhaven op verslaggevingsfraude ‘een zeer vergaande bevoegdheid, waarbij de minister zich zeer terughoudend dient op te stellen’. Zo’n specifieke aanwijzing vindt ze niet nodig en onwenselijk. Een verbod op trustkantoren is al ontraden in het kader van het rapport ‘De toekomst van de trustsector’, geeft de minister aan. ‘In het onderzoeksrapport wordt geconcludeerd dat een verbod niet efficiënt en doelmatig is ter beheersing van integriteitsrisico’s gemoeid met trustdienstverlening. Wel worden de integriteitsrisico’s bij trustdienstverlening gezien. Daarom blijft het kabinet zich inzetten voor verschillende lopende wettelijke maatregelen om dergelijke risico’s beter te beheersen en zijn aanvullende maatregelen aangekondigd, zoals wetgeving om trustshoppen te voorkomen en het bevorderen van transparantie in de jaarrekening van trustkantoren.’
EU-regels verhinderen verplichte controle kleinere bedrijven
Het derde voorstel van Vereecken behelst een verplichte jaarrekeningcontrole voor alle vennootschappen waar meer dan € 10 miljoen op jaarbasis doorheen loopt. Maar dat wordt gedwarsboomd door EU-richtlijn 2013/34/EU, reageert Yeşilgöz. ‘De controle door een accountant kan op basis van die richtlijn enkel verplicht worden gesteld voor middelgrote en grote ondernemingen. Dat zijn ondernemingen die voldoen aan twee van de drie volgende eisen: een balanstotaal van meer dan € 20 miljoen, een netto-omzet van meer dan € 40 miljoen en meer dan 250 werknemers. De richtlijn laat de lidstaten niet de vrijheid om een accountantscontrole voor te schrijven aan kleinere vennootschappen.’
Het voorstel om onafhankelijk toezicht in te stellen op accountants, advocaten, fiscalisten en notarissen, doet de minister af met: ‘De genoemde beroepsgroepen vallen onder het tuchtrecht en onder de aangestelde toezichthouders. Berisping, bestraffing of een beroepsverbod kunnen, afhankelijk van de specifieke omstandigheden van elk geval, deel uit maken van op te leggen maatregelen.’
Registraties gebeuren al
Vereecken ziet er ook wat in om in het Handelsregister van elke onderneming te registreren of is voldaan aan de wettelijke controleplicht en of is voldaan aan de deponeringsplicht. Dat gebeurt al, antwoordt Yeşilgöz. ‘De openbaarmaking van de jaarrekening geschiedt bij het handelsregister. Indien een onderneming onder de verplichting valt om de jaarrekening door een accountant te laten controleren, dan dient ook de controleverklaring openbaar gemaakt te worden bij het handelsregister. Het is dus al zichtbaar in het handelsregister of de jaarrekening en de accountantsverklaring zijn gedeponeerd.’
Minister legt bal bij aandeelhouders en de markt
Tot slot reageert de minister nog op de oproep om actief te handhaven op de wettelijk verplichte UBO-registraties, de wettelijk verplichte jaarrekeningcontroles en het wettelijk verplicht deponeren van jaarrekeningen, door middel van automatisch door een informatiesysteem gegenereerde verzuimboetes. Ze somt op dat de algemene vergadering van aandeelhouders kan nagaan of de accountantsverklaring is opgesteld en dat een bestuurder die niet heeft voldaan aan de verplichting om de jaarrekening en de accountantsverklaring openbaar te maken, hoofdelijk aansprakelijk kan worden gesteld in geval van faillissement. ‘Dit kan ook een bestuurder betreffen die vanuit een trustkantoor optreedt. Ook de markt zelf vervult een sanctionerende rol wanneer partijen geen zakendoen met of geen financiering verstrekken aan ondernemers die hun jaarrekening niet openbaar maken of niet hebben laten controleren ondanks de verplichting daartoe. Het openbaar maken van de jaarrekening door beursvennootschappen valt op grond van de Wet op het financieel toezicht onder het toezicht van de AFM. Handhaving vindt plaats op basis van signalen. De strafrechtelijke handhaving van de verplichting om de jaarrekening te deponeren wordt ingezet als ultimum remedium.’
‘Adequate inzet van middelen’
Ten aanzien van het UBO-register wordt de handhaving uitgevoerd door Bureau Economische Handhaving (BEH), dat een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom kan opleggen. ‘In uitzonderlijke gevallen kan BEH een casus voor strafrechtelijke handhaving doorverwijzen naar het Openbaar Ministerie met in zeer uitzonderlijke gevallen een gevangenisstraf als gevolg. Het kabinet is van mening dat met de bestaande maatregelen sprake is van een adequate inzet van publieke middelen.’
Gert-Peter den Hollander RA zegt
Het antwoord van de minister demonstreert haar gebrek aan kennis over het jaarrekeningenrecht:
1. voor de controleplicht zijn de grenzen van art. 396 relevant, niet die van art. 397. Dus controleplicht bij omzet >12 mio, activa > 6 mio en werknemers > 50.
2. Het is evenmin juist dat de richtlijn jaarrekening niet de mogelijkheid beidt om geen controle voor te schrijven voor kleine vennootschappen. Lidstaten kunnen voor ondernemingen waar de netto-omzet (= goederen en diensten) niet relevant is, inkomsten uit andere bronnen (zoals rente, dividenden) als netto-omzet aanmerken. Deze lidstaatoptie (art. 3 lid 12) is in 2015 niet in Titel 9 opgenomen. De minister motiveerde dat destijds door te zeggen dat dat reeds was gedaan, maar ook die bewering was in strijd met de feiten. Als dividendinkomsten meetellen als netto-omzet dan wordt de grens voor controleplicht (12 mio) eerder overschreden.
Het betoog van de minister over de handhaving van de deponeringsplicht is ook niet sterk: veel woorden over de verantwoordelijkheid van directie en aandeelhouders (en AFM voor de beursgenoteerde ondernemingen…), maar niets over de rol van KvK of BEH (Bureau Economische Handhaving). Waarom wordt er (door KvK of BEH?) niet jaarlijks kwantitatief gerapporteerd over publicatieplichtige rechtspersonen (per categorie), de naleving van de deponeringsplicht, en opgelegde sancties bij overtreding? Waarom stuurt de KvK geen aanmaningen als jaarstukken niet binnen 12 maanden zijn gedeponeerd? Kun je nog spreken van ‘passende sancties’ bij het huidige handhavingsbeleid?
Regelgeving is toch een stuk effectiever met handhaving dan zonder handhaving. Daar mag de minister meer werk van maken.
Tot mijn spijt heeft het jaarrekeningenrecht geen prioriteit bij het Ministerie. Ik betwijfel of dat in het publiek belang is.