De Belastingdienst heeft een belastingplichtige een aanslag schenkbelasting opgelegd voor een belaste verkrijging van ruim €680.000. De inspecteur verklaarde het door de belastingplichtige opgestelde bezwaarschrift ongegrond. Die ging daarmee niet akkoord en kreeg gelijk van de rechtbank Gelderland, dat het beroep wél gegrond verklaarde en de aanslag verminderde naar een belaste verkrijging van €251.000. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld.
Aankoop
De belastingplichtige is tot 20 maart 2013 onder huwelijkse voorwaarden gehuwd geweest. Hij heeft met zijn echtgenote in juli 2010 een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de koop van een perceel grond met woning, en de onverdeelde helft van een perceel grond met woning en agrarische cultuurgrond, de onverdeelde helft van een perceel agrarische cultuurgrond en de onverdeelde helft van een perceel grond met woning en agrarische cultuurgrond voor de prijs van €233.900.
De verkoopprijs is gebaseerd op een taxatie van een makelaar die tevens verklaarde dat er sprake was van vervuiling van de grond door sloopafval met aanzienlijke hoeveelheid asbesthoudend materiaal. De verkoper vermeldt in de akte van levering dat hij niet bekend is met het feit dat het aangekochte enige verontreiniging bevat. Uit die akte van levering is ten behoeve van de verkoper een recht van gebruik en bewoning gevestigd.
Taxaties
In de periode 1998 tot en met 2011 zijn de onroerende zaken diverse keren getaxeerd. Een van de taxateurs geeft aan rekening gehouden te hebben met saneringskosten, vastgesteld op €395.000, in verband met verontreiniging van de grond. Bij zowel de gemeente als de provincie is van vervuiling op het perceel niets bekend. Een taxateur van de Belastingdienst verklaart na een gezamenlijke taxatie géén rekening te hebben gehouden met eventuele verontreiniging. Sinds 2007 hebben met betrekking tot de onroerende zaken geen saneringswerkzaamheden plaatsgevonden.
Onderzoek FIOD
De FIOD is in 2013 een onderzoek gestart naar mogelijke strafbare feiten die de belastingplichtige met betrekking tot onder andere de levering van de onroerende zaken zou hebben gepleegd. Uit het proces-verbaal van het onderzoek is geverbaliseerd dat de belastingplichtige vermoedelijk een groot aantal strafbare feiten heeft gepleegd die te maken hebben met faillissementsfraude en zodoende met de vermoedelijk gepleegde strafbare feiten wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verworven. De mogelijkheid van beslag door curatoren en door justitie heeft hem vermoedelijk doen besluiten hem in eigendom toebehorend onroerend goed aan zijn toenmalige echtgenote over te doen.
Waardedrukkende factor
Belastingplichtige heeft het onroerend goed laten taxeren. Hij heeft daarbij aangegeven dat de verschillende onroerende goederen verontreinigd zouden zijn. Dit zou een waardedrukkende factor van €525.000,- geven. Uit het ingestelde onderzoek is niet gebleken dat er sprake zou zijn van verontreiniging. De werkelijke waarde van het onroerend goed was vermoedelijk veel hoger dan de koopsom, zoals vermeld in de door de notaris opgemaakte akte van levering. Vermoedelijk was ook belastingplichtige op de hoogte van het feit dat de koopsom, welke in de akte van levering vermeld is, veel te laag is.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en daarbij geoordeeld dat er sprake is van een verkoop van de onroerende zaken tegen een aanzienlijk te laag bedrag, dat de waarde van de onroerende zaken ten tijde van de verkoop €485.682 is, waardoor – rekening houdende met de koopsom van €233.900 – de schenking €251.782 bedraagt.
Definitie schenking
Om te bepalen of er al dan niet schenkbelasting moet worden geheven over de waarde van al wat krachtens schenking wordt verkregen, indien en voor zover de schenking heeft gestrekt tot voldoening aan een natuurlijke verbintenis als bedoeld in artikel 3 van Boek 6 van het BW , is het noodzakelijk te weten wat onder een schenking wordt verstaan. Volgens de wet wordt voor de toepassing van de SW onder meer verstaan de gift als bedoeld in artikel 7:186, lid 2, van het BW (artikel 1, lid 7, van de SW). De criteria die hiervoor gelden zijn – kort gezegd – een verrijking van de ontvanger, een verarming van de schenker, de bewustheid van de bevoordeling en de wil tot bevoordeling.
De inspecteur betoogt dat sprake is van een verarming van de verkoper en een verrijking van belastingplichtige. De werkelijke waarde van de onroerende zaken bedraagt ten tijde van de koop door belastingplichtige aanzienlijk meer dan de overeengekomen koopprijs van €233.900. Tevens is volgens de inspecteur ten onrechte uitgegaan van saneringskosten, die een sterk waarde drukkend effect hebben. Ook is er volgens hem geen sprake van een uitgevoerd bodemonderzoek en geen sprake van een acute saneringsverplichting.
Slotsom
Gezien de lage waarde van de overdracht komt het hof tot de conclusie dat er sprake is van een schenking als bedoeld in artikel 1, lid 7, van de SW. Belastingplichtige komt niet in aanmerking voor een vrijstelling. Naar het oordeel van het hof is belastingplichtige er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat sprake is van een natuurlijke verbintenis. De reden daarvoor is dat het gestelde doel ook zou kunnen worden bereikt door de onroerende zaken tegen de werkelijke waarde over te dragen. Verder ziet het hof in het dossier geen aanknopingspunten voor het oordeel dat er sprake is van een natuurlijke verbintenis en komt tot de conclusie dat de vrijstelling niet van toepassing is.
Geef een reactie