
Een ondernemer heeft bij de rechtbank Midden-Nederland tevergeefs een schadevergoeding van € 4.270.500 geëist tegen BDO, een partner en twee (voormalige) werknemers van het accountantskantoor, blijkt uit een dinsdag gepubliceerde uitspraak. De man vond dat BDO fouten had gemaakt bij zijn echtscheiding en de verkoop van de aandelen in zijn onderneming aan zijn schoonzoon. De rechtbank oordeelt echter dat er geen sprake is van wanprestatie of onrechtmatige daad van de adviseurs.
De ondernemer klaagde de BDO-takken Accountancy, Tax & Legal en Corporate Finance aan. Verder werden onder meer ook een partner, een werknemer en een accountant die niet meer bij BDO in dienst is bij de rechtbank ter verantwoording geroepen.
Scheiding en aandelenverkoop
In 2019 is de man gescheiden en hij werd daarbij begeleid door BDO. Het accountantskantoor werd onder meer gevraagd om de aandelen van de man in zijn onderneming te waarderen, omdat die aandelen behoorden tot de huwelijksgemeenschap. Dat was daarnaast ook nodig vanwege de wens van de ondernemer en zijn schoonzoon om de onderneming op termijn te verkopen. Beiden waren bestuurder en aandeelhouder in die onderneming. BDO begeleidde ook het verkooptraject van de aandelen. Er was een externe overnamekandidaat, maar ook de schoonzoon van de man was met zijn onderneming in beeld om de aandelen over te nemen. De verkoop aan de derde partij ging niet door. De schoonzoon deed op een bepaald moment een overnamebod van ruim € 2,2 miljoen, dat door de ondernemer werd afgewezen.
Verstoorde verhouding met schoonzoon
De onderlinge verhoudingen tussen beiden verslechterden daarna, en wel dusdanig dat verdere samenwerking tussen de twee niet reëel was. Als oplossing om de impasse te doorbreken werd op 9 april 2019 een shoot-out-regeling overeengekomen. Die regeling hield in dat de schoonzoon een bod zou uitbrengen op de aandelen die zijn schoonvader in de gezamenlijke onderneming hield. Als hij dat aanbod weigerde zou hij de aandelen die de schoonzoon in de gezamenlijke onderneming hield moeten overnemen voor de prijs die de schoonzoon had geboden. De schoonzoon bracht een bod van € 3.250.000 uit. Voor dit bedrag wilde hij ook de aanspraken van zijn schoonvader binnen de vennootschap waarin het vastgoed was ondergebracht. De vader hapte toe en op 1 juli 2019 vond de aandelentransactie plaats. De schoonzoon verkocht de onderneming en de vastgoedpoot nog dezelfde dag voor liefst € 6,5 miljoen aan een derde.
Rechtszaak tegen BDO
De ondernemer vond daarna dat BDO flink de fout in was gegaan en spande de rechtszaak aan tegen BDO, de individuele (voormalige) BDO’ers en de koper die € 6,5 miljoen had betaald. Bij de rechtbank kwam hij met een reeks verwijten aan het adres van het accountantskantoor, die er op neerkomen dat het accountantskantoor op de hand van zijn schoonzoon was geweest. Zo zou BDO een concept-vermogensverdeling tussen de man en zijn toenmalige echtgenote in het kader van de echtscheiding zonder diens toestemming aan zijn schoonzoon hebben verstrekt. Ook zou BDO niet in zijn belang hebben gehandeld door in het shoot-out proces op verzoek van (alleen) de schoonzoon een indicatieve waardering van de aandelen te verstrekken. De indicatieve waardering zou bovendien zijn afgestemd op de wensen van de schoonzoon over de te betalen uitkoopsom. Verder had BDO de ondernemer naar eigen zeggen in de onderhandelingen laten werken met een ondeugdelijke waardering en daarvoor niet hebben gewaarschuwd.
Oordeel rechtbank
De rechtbank wijst de vorderingen echter af. Naar het oordeel van de rechtbank Midden-Nederland zijn de gedaagden niet toerekenbaar tekortgeschoten in de verplichtingen die zij hadden tegenover de ondernemer op grond van de gesloten overeenkomsten. Ook hebben zij niet onrechtmatig gehandeld. BDO mocht er gelet op de omstandigheden op vertrouwen dat de ondernemer geen bezwaar had tegen het delen van informatie over de echtscheiding met zijn schoonzoon, oordeelt de rechter.
Ook handelde het accountantskantoor tijdens het verkoopproces niet onrechtmatig. Er dreigde volgens de rechtbank wel een gevaar dat BDO zich te veel liet leiden door (het belang van) de onderneming van de schoonzoon en daarbij het belang van de schoonvader uit het oog verloor. Uit de latere omstandigheden blijkt dat dit gevaar zich echter niet heeft verwezenlijkt. De rechter concludeert dat dat BDO ‘de indicatieve waardering op eigen initiatief heeft gedeeld met [de onderneming van de schoonvader, red.] en daarbij heeft aangegeven hierover met [de schoonzoon, red.] te hebben gesproken. Zij is hierover dus transparant geweest. Ook heeft BDO CF aangegeven dat het hier enkel om een ‘hoogover’ opstelling en dus geen echte waardering gaat, vragen van [de schoonvader, red.] beantwoord en herhaaldelijk aangegeven de waardering te willen toelichten op dezelfde manier als zij dat bij [de schoonzoon, red.] heeft gedaan. Onder die omstandigheden vindt de rechtbank dat BDO CF niet in strijd heeft gehandeld met het belang van [de onderneming van de schoonvader, red.]. Dat leidt tot de conclusie dat BDO CF niet is tekortgeschoten in haar verplichtingen tegenover [de schoonvader, red.] door op verzoek van [de onderneming van de schoonzoon, red.] een indicatieve waardering op te stellen in het shoot-out proces.’
De rechtbank volgt de ondernemer ook niet in zijn stelling dat BDO c.s. een op haar rustende waarschuwingsplicht heeft geschonden. De ondernemer had daarover aangevoerd dat BDO hem had moeten waarschuwen dat de waardering van de onderneming die in het kader van de echtscheiding was opgesteld, niet geschikt was om te gebruiken in onderhandelingen over het verkopen van de aandelen aan een derde. De rechtbank concludeert echter dat niet is gebleken dat de echtscheidingswaardering is gebruikt bij het shoot-out proces en de daaropvolgende doorverkoop.
Geef een reactie