Geen strafrechtelijke veroordeling
De man bracht zijn vrouw om het leven tijdens een psychose en werd door de strafrechter ontoerekeningsvatbaar verklaard. Hierdoor ontliep hij een strafrechtelijke veroordeling en werd tbs met dwangverpleging opgelegd. Volgens het Nederlandse erfrecht is iemand die veroordeeld is voor het doden van een erfgenaam ‘onwaardig’ om te erven. Omdat de man echter niet strafrechtelijk veroordeeld is vanwege zijn ontoerekeningsvatbaarheid, leek hij volgens de wet toch recht te hebben op de erfenis van zijn vrouw.
De vrouw had geen testament en geen kinderen, waardoor de man volgens de wettelijke erfopvolging als enige erfgenaam werd aangewezen. Haar broer vocht deze aanspraak aan en stelde dat het onaanvaardbaar is dat de man zou erven van de vrouw die hij om het leven bracht.
Rechtszaak
In eerste instantie oordeelde de rechtbank dat de man niet onwaardig was om te erven, omdat hij niet strafrechtelijk veroordeeld was. Het hof draaide deze uitspraak om en oordeelde dat de man wel onwaardig was. Hierbij beriep het hof zich op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), waarin het recht op familieleven wordt beschermd, en stelde dat de bijzondere omstandigheden in dit geval zwaarder wegen dan de formele eisen van het erfrecht.
De man ging in cassatie bij de Hoge Raad en stelde dat het hof de wet onjuist had geïnterpreteerd door artikel 8 EVRM boven de wettelijke vereisten voor onwaardigheid te stellen.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad concludeert dat de wet inderdaad vereist dat er een strafrechtelijke veroordeling moet zijn om iemand onwaardig te verklaren. Een ontoerekeningsvatbaar verklaarde dader valt niet automatisch onder deze wettelijke onwaardigheid. De Hoge Raad stelt echter ook dat bijzondere omstandigheden ertoe kunnen leiden dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat iemand aanspraak maakt op een erfenis.
In dit geval betrof het ernstige omstandigheden: de man bracht zijn vrouw op gruwelijke wijze om het leven en terroriseerde haar en haar familie jarenlang. Hij had bovendien haar sociale kring geïsoleerd en zich agressief bemoeid met de nalatenschap van haar ouders. Het huwelijk had slechts twee jaar geduurd.
De Hoge Raad oordeelt dat deze omstandigheden het onaanvaardbaar maken dat de man aanspraak maakt op de nalatenschap, ongeacht het ontbreken van een strafrechtelijke veroordeling. Hiermee bevestigt de Hoge Raad het oordeel van het hof en wordt het cassatieberoep van de man verworpen. Met het arrest staat nu definitief vast dat de man geen recht heeft op de erfenis van zijn overleden vrouw.
Geef een reactie