In deze zaak draaide het om een geschil tussen een belegger en Fimac, een boekhoudkantoor dat jarenlang voor de belegger en diens beleggingsvennootschap administratieve en fiscale werkzaamheden verrichtte. De belegger verweet Fimac fouten te hebben gemaakt, met name bij de aangifte inkomstenbelasting (IB) van 2016. Dit zou geleid hebben tot belastingrente, extra belastingheffing en andere financiële schadeposten, in totaal € 257.603,22
Overlijden
Het ging mis toen de echtgenote van de belegger, die mede-aandeelhouder was van de vennootschap, in 2016 overleed. Bij de aangifte IB 2016 verzuimde Fimac de aanmerkelijkbelangwinst (fiscale winst bij overlijden) correct te verwerken. Dit resulteerde in een navorderingsaanslag door de Belastingdienst, met bijkomende belastingrente. De belegger moest geld uit zijn vennootschap opnemen om de aanslag te kunnen voldoen, wat tot een aanvullende belastingheffing op dividend leidde.
Vordering en rechtsgang
In eerste aanleg vorderde de belegger € 258.713 aan schadevergoeding, bestaande uit belastingheffing, belastingrente, advieskosten, renteverlies en andere posten. De rechtbank oordeelde inderdaad dat Fimac tekortgeschoten was, maar wees de schadeclaim af omdat de belegger niet had aangetoond dat hij daadwerkelijk vermogensschade had geleden. Hierop ging de belegger in hoger beroep met zeven grieven tegen het vonnis van de rechtbank.
Inkomstenbelasting en erfbelasting
Zo betoogde hij dat de belastingdienst door fouten van Fimac ten onrechte de aanmerkelijkbelangwinst had verdeeld, waardoor hij €173.389 aan inkomstenbelasting had moeten betalen. In eerste aanleg werd vastgesteld dat er geen schade was voor wat betreft de erfbelasting, en deze vordering werd door de belegger verminderd. Hij stelde in hoger beroep dat het herstelplan nog niet voltooid was, maar het hof oordeelde dat de belastingdienst akkoord is gegaan met het herstelplan en de belasting geen schade meer vormt. De grief werd daarom verworpen.
Renteverlies
Daarnaast vorderde de belegger schade vanwege rente op een rekeningcourantschuld, ontstaan door een dividenduitkering in 2016. De rechtbank wees deze vordering in eerste aanleg af, omdat de belegger feitelijk rente aan zichzelf betaalde, als aandeelhouder en bestuurder van de vennootschap. Het hof oordeelde dat het jaartal 2016 incorrect was en dat er geen schade was door rentebetalingen in verband met de dividenduitkering. Deze grief werd eveneens verworpen.
Beleggingsschade
Ook zou er beleggingsverlies zijn geleden doordat de vennootschap beleggingen verkocht om een dividenduitkering te doen om belastingaanslagen te betalen. De rechtbank wees deze vordering af, aangezien de belegger erkende dat het verlies door de vennootschap werd geleden en niet door hemzelf. Het hof concludeerde dat de schade die de belegger beweerde niet was aangetoond en dat hij zelf niet financieel nadeel had geleden. Ook deze grief werd afgewezen.
Belastingrenteschade
De belegger vorderde €16.188 belastingrenteschade vanwege te hoge belastingrente op aanslagen IB 2016, veroorzaakt door fouten van Fimac. De rechtbank wees de vordering af vanwege een lopende procedure over de belastingrente. In hoger beroep werd bevestigd dat de rente verschuldigd was door Fimac’s fout, maar Fimac stelde dat in de hypothetische situatie zonder fout de belegger mogelijk meer schade zou hebben geleden door gemist rendement op beleggingen. Het hof begreep dat de rente van €12.118 als schade werd erkend, maar verlaagde het schadebedrag tot €8.100, waarbij het voordeel van het langer aanhouden van beleggingen werd meegewogen. Deze grief slaagde dus gedeeltelijk.
Declaraties Fimac
De belegger eiste €14.627 terug voor declaraties die Fimac aan hem had gestuurd voor werkzaamheden tussen 2016 en 2019. De rechtbank wees de vordering af omdat de facturen aan de vennootschap waren gericht en de belegger niet had onderbouwd dat hij ze privé had betaald. Het hof oordeelde dat de klager onvoldoende bewijs had geleverd voor een terugbetaling in privé. De grief werd verworpen.
Advieskosten
Tot slot vorderde de belegger €29.606 aan advieskosten, waarvan €25.382 betrekking had op een succesfee. De rechtbank wees de vordering af omdat de kosten niet goed onderbouwd waren. In hoger beroep verhoogde de belegger zijn vordering naar €34.282,22, maar het hof oordeelde dat de kosten voor advieswerkzaamheden redelijk waren en dat het aantal gewerkte uren voor advies correct was. Het hof oordeelde dat het gemiddelde uurbedrag redelijk was en stelde de schade op €1.931,22, zonder de succesfee van de adviseur mee te rekenen, aangezien dit niet bewezen was. Grief III werd gedeeltelijk toegewezen.
Oordeel van het hof
Het hof oordeelde dus dat de belegger onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zijn huidige vermogenssituatie slechter was dan de situatie zonder de fout van Fimac. Hoewel hij belastingrente had betaald, werd een substantieel deel van het probleem via het herstelplan opgelost, zonder blijvende nadelige financiële gevolgen. Het hof concludeerde daarom dat alleen de belastingrenteschade gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking kon komen. Daarnaast erkende het hof dat de belegger recht had op vergoeding van redelijke advies- en buitengerechtelijke kosten die voortvloeiden uit de correctie van de fout.
Lees hier de uitspraak.
Geef een reactie