
Dat meldt de NOS. Een voorbeeld daarvan is SMTT Holding BV, een Nederlandse vennootschap in eigendom van staalmagnaat Aleksej Mordasjov, die sinds de Russische inval in Oekraïne op de EU-sanctielijst staat.
Micro
Volgens de Nederlandse regels kwalificeert een onderneming als microbedrijf wanneer het aan twee van de volgende drie criteria voldoet: minder dan 10 werknemers, een balanstotaal van maximaal 450.000 euro en een netto-omzet van maximaal 900.000 euro. Brievenbusfirma’s zoals SMTT kunnen gemakkelijk aan deze eisen voldoen omdat ze vaak geen personeel hebben en hun inkomsten voornamelijk uit rente of dividend bestaan—posten die niet als omzet worden meegerekend.
De regels zijn een uitkomst voor gesanctioneerde oligarchen, die door internationale sancties nauwelijks een accountant kunnen vinden. Naast Mordasjov profiteren ook andere Russische oligarchen van de regeling. Voorbeelden zijn Airport Alliance (Netherlands) BV, gelinkt aan de Russische staatsbank VTB, en Safmar BV, verbonden aan de miljardair Michaïl Goetserjev.
Nederland doet niet mee
Hoewel de Europese richtlijnen landen al sinds 2013 toestaan om inkomsten uit dividend en rente mee te tellen als omzet, heeft Nederland ervoor gekozen dit niet te doen. Het ministerie van Economische Zaken erkent deze keuze en stelt dat eerst Europese onderhandelingen worden afgewacht. Dit ondanks dat een commissie in 2021 adviseerde om dit wel te doen.
Bron: NOS
Het blijft natuurlijk de vraag of de brievenbusfirma (of (tussen)holding) terecht als micro kwalificeert, en voldoet aan de voorwaarden om geen geconsolideerde cijfers op te hoeven stellen.
Wat mij betreft is het ook curieus dat het Ministerie van Economische Zaken stelt dat wordt gewacht op de uitkomst van Europese onderhandelingen, terwijl de lidstaatoptie die rente- en dividendinkomsten meetelt als omzet voor de bepaling van de groottecriteria (art. 3 lid 12 vd richtlijn jaarrekening) al vanaf 1 januari 2016 door lidstaten kan worden toegepast.
In 2021 heeft staatssecretaris Vijlbrief in zijn brief bij het rapport van de Commissie Doorstroomvennootschappen (waarin het overnemen vd lidstaatoptie in Titel 9 was voorgesteld) aangegeven dat het aan een volgend kabinet is om de aanbevelingen van de commissie te beoordelen en eventueel om te zetten in beleid.
In februari 2023 heeft staatssecretaris Van Rij deze aanbevelingen beoordeeld, en aangegeven dat de voor- en nadelen van de lidstaatoptie nader onderzoek vragen, wat door de minister voor rechtsbescherming zal worden uitgevoerd als onderdeel van de modernisering van het ondernemingsrecht, waarbij ook wordt gekeken naar enkele verbeteringen in het jaarrekeningenrecht.
De lidstaatoptie leidt tot extra verplichtingen voor doorstroomvennootschappen, en staat daarmee haaks op de doelstelling van de modernisering van het ondernemingsrecht, die beoogd om administratieve en andere lasten voor bedrijven waar mogelijk weg te nemen of te verminderen en bij te dragen aan een aantrekkelijk ondernemingsklimaat (volgens de minister voor rechtsbescherming in zijn brief van 24 januari 2023 over de voortgang van het werk van de Expertgroep Ondernemingsrecht).
We zijn inmiddels ruim twee jaar verder, zonder nieuws over de verbeteringen in het jaarrekeningenrecht. We zullen er nog wel even op moeten wachten. Dat is niet in het publiek belang.
De andere kant is dat de administratieve lasten nooit hoog genoeg kunnen zijn voor organisaties die zich van een of meer kerstbomen van BV’s en andere soorten van rechtspersonen wensen te bedienen om regelgeving of (belasting) heffing te ontgaan.
Een kort pleidooi voor handhaving van de tussenholding als micro-vennootschap:
Dividendstromen en “doorgeefrente” zoals we die veel tegenkomen in zogenoemde doorstroomvennootschappen en tussenholdings vormen geen opbrengsten van zelfstandige economische activiteiten in zo’n vennootschap en worden dus terecht niet meegeteld als omzet bij het bepalen van de omvang van die vennootschap. Zouden we deze stromen wél gaan meetellen, dan zullen duizenden tussenholdings gedwongen worden een uitgebreide gecontroleerde jaarrekening te publiceren. Dit, met alle bijkomende beslommeringen én hoge kosten.
Daarbij zie ik aankomen, dat micro tussenholdings die aldus kunstmatig tot grote onderneming zouden worden opgeblazen, niet alleen met een complexere jaarrekening zullen worden geconfronteerd. Zij kunnen ook nog eens worden meegesleept in allerhande overige verplichte rapporteringen die gebaseerd zijn op het criterium van de omvang van de vennootschap.
Mijn observatie is dat buitenlandse multinationals waardering hebben voor de eenvoudige rapporteringseisen van de Nederlandse micro-vennootschap. Zouden we dividendstromen en doorgeefrente onderdeel maken van de grootte-criteria van vennootschappen, dan nemen de administratieve verplichtingen excessief toe en verslechteren we daarmee dus het Nederlandse vestigingsklimaat en ondernemingsklimaat. En dat is precies wat we – na een aantal mindere jaren – juist niet meer wilden.
Het overgrote deel van de Nederlandse holdings/doorstroomvennootschappen betreft respectabele ondernemingen die de internationale belastingverdragen correct toepassen en niet de fiscale kantjes er van af lopen. We willen allemaal graag die foute oligarchen en nog wat andere rotte appels de deur uitwerken. Ik zie daarbij liever effectieve sancties en gerichte opsporing en handhaving, dan opnieuw een massieve uitbreiding van bureaucratie en compliance, die dan de voltallige populatie treft.
Ik hoop dat het Ministerie tot een wijze keuze komt.