Op een registeraccountant rust de zware verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het accepteren en maken van facturen waarvan hij wist dat de omschrijving van de werkzaamheden niet correct was.
Een registeraccountant is werkzaam als accountant in business en directeur/aandeelhouder van de onderneming Beheer B.V. De onderneming heeft, daarbij vertegenwoordigd door de RA, een overeenkomst van opdracht gesloten met SNS Property Finance B.V. (SNSPF). Een voormalig werkgever van de RA heeft hem, gelijktijdig met zijn zakenrelatie, via iemand die op interim basis bij SNSPF werkte in contact gebracht met SNSPF.
De RA heeft met zijn voormalig werkgever, die hem had geïntroduceerd bij SNSPF, afgesproken dat hij hem een bemiddelingsvergoeding van € 75,- per bij SNSPF gedeclareerd uur zou afdragen. Op verzoek van de voormalige werkgever werd de betaling van de fee door de accountant gedaan via een vennootschap van de interim. De accountant stuurde de interim kopieën van de bij SNSPF ingediende facturen van de door hem gewerkte uren. De interim berekende de omvang van de fee en stuurde facturen met als omschrijving ‘adviesdiensten’ op naam van zijn vennootschap(pen) aan Beheer B.V. en deze betaalde de facturen. Daarna stuurde de voormalig werkgever op naam van een in Tsjechië gevestigde vennootschap facturen aan de betreffende vennootschap van de interim met als omschrijving ‘consultancy services’ die hierna door deze vennootschap(pen) werden betaald. De RA heeft bij SNSPF, in de periode dat hij daar werkzaamheden verrichtte, met tussenkomst van zijn voormalige werkgever, twee nieuwe adviseurs aangebracht. Op voorstel van zijn voormalige werkgever heeft hij er mee ingestemd om de daarvoor door hem te ontvangen bemiddelingsvergoeding (ten bedrage van de helft van € 15,- per door de adviseurs bij SNSPF gedeclareerd uur) niet als korting op de te betalen fee te ontvangen, maar daarmee te verrekenen. Hij dtuurde facturen op basis van de door de adviseurs bij SNSPF gedeclareerde uren met als omschrijving ‘adviesdiensten’ aan de vennootschap van de interim. Deze verrekende deze facturen vervolgens met de facturen die hij aan Beheer B.V. stuurde.
De klacht
Ten grondslag aan de door de NBA ingediende klacht ligt het verwijt dat de RA facturen waarvan hij wist dat de omschrijving van de werkzaamheden niet correct was, heeft geaccepteerd. Tevens wordt hem verweten dat hij dergelijke facturen ook zelf heeft gemaakt. Ter toelichting op de klacht heeft de NBA aangevoerd dat de RA met zijn voormalig werkgever was overeengekomen een fee te betalen, omdat deze voor hem had bemiddeld bij het tot stand komen van een overeenkomst met SNSPF, maar de betaling daarvan heeft gedaan op basis van een factuur voor “adviesdiensten” die hij (op naam) van de interim ontving. Van deze factuur correspondeerden de omschrijving van werkzaamheden en tenaamstelling niet met de werkelijkheid. Tevens heeft de RA voor de met zijn voormalig werkgever afgesproken bemiddelingsvergoeding voor het aandragen van twee adviseurs facturen opgesteld gericht aan de interim voor “adviesdiensten”, wat eveneens niet in overeenstemming was met de realiteit. De RA stelt zich niet ingelaten te hebben met niet integere zaken en geen strafbare feiten te hebben gepleegd. Hij zegt tijdens de zitting altijd geweten te hebben waar de facturen op zien en steeds de toets te hebben uitgevoerd of het aantal uren voor de fee en de bemiddelingsvergoeding correspondeerden met het aantal (door hem en de twee adviseurs) bij SNSPF in rekening gebrachte uren, welke toets voor hem volstond.
Gronden voor beslissing
Ondanks het verweer van de accountant vindt de Accountantskamer dat de RA in de combinatie van de feiten aanleiding had moeten zien zich af te vragen om welke reden de facturen werden gepresenteerd zoals ze werden gepresenteerd. Hij had ieder geval uitleg moeten vragen aan zijn voormalig werkgever om daarna voor zichzelf te kunnen beoordelen of die facturen juist waren ingericht en niet misleidend waren en aldus ertegen te waken niet in overeenstemming met de fundamentele beginselen van integriteit, deskundigheid en zorgvuldigheid, en professioneel gedrag te handelen. De RA heeft dat niet gedaan en heeft hiermee volgens de Accountantskamer geen toepassing gegeven aan het conceptueel raamwerk als bedoeld in artikel A-100.2 juncto A-100.5 VGC wat wel op zijn weg had gelegen. Nu hij dat niet heeft gedaan levert dat eveneens een overtreding op van de (van toepassing geachte) fundamentele beginselen van integriteit, deskundigheid en zorgvuldigheid, en professionaliteit.
Wat de door de accountant zelf opgemaakte facturen voor de betaling aan hem van de bemiddelingsvergoeding voor twee door hem aangebrachte adviseurs betreft, heeft hij aangevoerd dat de omschrijving van de facturen wel degelijk correct is. Volgens de accountant hebben deze facturen een rechtmatige titel en zijn ze voor alle betrokken partijen helder en volledig te herleiden waarbij de factuur voldoet aan alle verdere factuurvereisten in de zin van de Wet op de omzetbelasting. De Accountantskamer vindt dat een factuur die door een accountant op naam wordt gesteld van een partij die de dienst niet heeft verleend en die (zelf) niet gehouden is tot betaling van de factuur, niet nauwgezet is. Het opmaken van zo’n factuur levert volgens de Accountantskamer strijd op (in ieder geval) met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat de RA met het inrichten van deze facturen misleiding op het oog had, zodat de RA wat deze facturen betreft niet tevens in strijd met het beginsel van integriteit heeft gehandeld.
Beslissing
De Accountantskamer verklaart de klacht gegrond en acht de maatregel van berisping passend en geboden.
15/930 Wtra AK van 16 oktober 2015
Geef een reactie