Een registeraccount wordt ervan beschuldigd dat hij in de jaarrekening 2012 van een Stichting ten onrechte kosten heeft opgenomen, terwijl er geen facturen bekend waren en er geen deugdelijke grondslag voor deze kosten was.
Een bestuurder, en tevens penningmeester van een Stichting die materialen voor sociale vaardigheidstrainingen en agressieregulatie volgens de Goldstein-methodiek ontwikkelt en produceert, is met de overige twee bestuursleden van de Stichting overeengekomen dat hij bij zijn uittreden uit het bestuur van de andere bestuursleden ieder € 9000,- zal ontvangen. Tevens hebben zij afgesproken dat de ondernemingen van de bestuursleden bij een positief resultaat van de Stichting over 2012, elk voor 1/3 deel zullen delen in dat resultaat. De penningmeester heeft wel de afgesproken € 9.000,– van zijn medebestuurders ontvangen, maar niet het 1/3 deel van het resultaat over 2012.
Een accountants- en adviesbureau heeft van het bestuur van de Stichting de opdracht gekregen voor onder meer het samenstellen van haar jaarrekening over 2012. Een registeraccountant, werkzaam als openbaar accountant bij het accountantskantoor, stelt de winst- en verliesrekening op, die een negatief resultaat heeft van € 6.470,– In de rechtszaak die ontstaat tussen de (inmiddels ex-)bestuurder van de Stichting en de Stichting heeft de rechtbank aangaande twee facturen van € 13.500,– en aangaande een factuur van € 5.000,– die betrekking heeft op in 2011 verrichte werkzaamheden, beslist dat geen van de bij deze facturen in rekening gebrachte bedragen kon worden gerekend tot de kostprijs van de omzet over 2012 van de Stichting. Het resultaat over 2012 is (in hoofdzaak op basis van dit oordeel) daarna nader bepaald op € 27.272,– en de Stichting is veroordeeld om aan de ex-bestuurder (1/3 derde deel daarvan, zijnde) een bedrag van € 9.090,66 te betalen.
Klacht
Ten grondslag aan de door klager ingediende klacht ligt het verwijt dat de accountant in de jaarrekening 2012 van de Stichting ten onrechte kosten, ten bedrage van twee maal € 13.500,– en éénmaal € 5.000,– heeft opgenomen, terwijl er geen facturen bekend waren en er geen deugdelijke grondslag voor deze kosten was.
Gronden van de beslissing
De klager verwijst ter onderbouwing van zijn klacht naar het vonnis van de rechtbank waarin volgens hem bevestigd wordt dat in de jaarrekening over 2012 ten onrechte twee maal € 13.500,– en éénmaal € 5000,– als kosten in aanmerking zijn genomen. Volgens de Accountantskamer mist de klacht feitelijke grondslag, omdat de accountant bij zijn verweerschrift afschriften van de twee facturen ten bedrage van € 13.500,– heeft toegevoegd. Ook heeft de RA aangevoerd dat toen hij de twee facturen kreeg, hem werd verteld dat de facturen voor een deel betrekking hadden op de financiële afwikkeling met een voormalige bestuurder welke kosten door de rechtspersonen van de twee overgebleven bestuurders betaald waren en doorbelast aan de Stichting. Tevens werd hem door de beide bestuursleden medegedeeld dat er een regeling was getroffen met de voormalige bestuurder, die was uitgevoerd. Deze toelichting vormde voor de RA geen aanleiding om aan de juistheid van de facturen te twijfelen. Hij had, ten tijde van het afgeven van de samenstellingsverklaring, ook geen weet van het bestaan van een geschil tussen de Stichting en klager
Volgens de Accountantskamer bieden de klachten onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de RA ingevolge het bepaalde onder punt 14. van de Nadere voorschriften controle en overige standaarden (NVCOS) 4410 bij de Stichting inlichtingen had moeten inwinnen om de betrouwbaarheid en volledigheid van de verstrekte informatie (nader) vast te stellen of de verkregen informatie te verifiëren. Dat de rechtbank heeft gezegd de bij de twee facturen in rekening gebrachte bedragen niet tot de kostprijs van de omzet konden worden gerekend (dat het om de aan klager betaalde twee maal € 9.000,– ging en voor het overige niet om kosten van derden, maar om kosten van de eigen ondernemingen van beide bestuurdsleden) hoefde de RA volgens de Accountantskamer niet te weten. Verder is niet aannemelijk geworden dat de accountant tijdens het samenstellen van de jaarrekening op de hoogte was van het bestaan van een conflict tussen klager en de Stichting. Daar komt nog bij dat de RA overeenkomstig het bepaalde onder punt 17. van de NVCOS 4410 een bevestiging van de entiteit heeft ontvangen, gedateerd 3 oktober 2013, met betrekking tot de juistheid en volledigheid van de onderliggende gegevens en van de verstrekking aan de RA van alle van materieel belang zijnde en relevante gegevens. Aan de betekenis die de accountant daaraan mocht hechten, doet niet af dat de samenstellingsverklaring dezelfde dagtekening kent. Ten aanzien van de factuur van € 5000,– heeft de accountant naar voren gebracht dat deze inderdaad betrekking heeft op het jaar 2011. Aangezien de jaarrekening over 2011 al was opgemaakt, toen de factuur ter beschikking werd gesteld, zijn deze kosten verantwoord in de jaarrekening over 2012, toen ze ook zijn betaald. Deze handelwijze strookt met de toepasselijke regels, zodat de Accountantskamer zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet inziet dat de accountant in deze een verwijt treft.
Uitspraak
De Accountantskamer verklaart de klacht ongegrond.
15/307 Wtra AK van 16 oktober 2015
Geef een reactie