Een accountant maakt met zijn cliënten vaste prijsafspraken voor de uitvoering van doorlopende opdrachten, maar hij laat zijn medewerkers niet bijhouden hoeveel uren zij aan de opdracht van een bepaalde cliënt besteden. Volgens de accountant levert dit geen bedreiging op van het fundamentele beginsel deskundigheid en zorgvuldigheid. Hij is immers ook een ondernemer die een rendabele onderneming moet voeren. En vaste prijzen passen hierin. De Accountantskamer denkt daar echter anders over.
Een openbaar accountant-administratieconsulent is eerder door de Accountantskamer tuchtrechtelijk veroordeeld, omdat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van zijn accountantskantoor niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen. In 2014 is de praktijk opnieuw getoetst. Door de toetsers zijn twee dossiers getoetst van in 2014 uitgevoerde samenstellingsopdrachten. Ook nu blijkt dat dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van de accountant in opzet en werking niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de Wet op het accountantsberoep. Wederom werd een tuchtklacht ingediend.
Tevens heeft de Raad voor Toezicht de accountant verzocht inzage te geven in zijn PE-registratie. De accountant heeft uiteindelijk afschriften van zijn PE-registratie in de periode 2010-2012 overgelegd.
De klacht
De accountant wordt verweten dat dat zijn accountantspraktijk ten tijde van de toetsing niet beschikte over een intern stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor gestelde normen, zoals bedoeld in artikel 3 van de voor de toetsing geldende VoKwb, en dat de accountant heeft gehandeld in strijd met fundamentele beginselen als bedoeld in artikel A-100.4 en nader uitgewerkt in de hoofdstukken A-130 en A-150 van de Verordening gedragscode AA’s. In het bijzonder wordt de accountant verweten dat sprake is van tekortkomingen in het beleid met betrekking tot de naleving van de fundamentele beginselen en tekortkomingen in de twee getoetste samenstellingsopdrachten.
Ook wordt hem verweten dat hij in de periode 2010-2012 niet heeft voldaan aan zijn PE-verplichtingen.
Verweer
De accountant geeft in zijn verweer aan dat de NBA er onvoldoende rekening mee heeft gehouden dat circa 80% van zijn klantenkring bestaat uit horecaondernemers en -ondernemingen en dat het grootste deel van de dienstverlening bestaat uit administratieve dienstverlening, het verzorgen van fiscale aangiften en het adviseren van ondernemers. Slechts 20% bestaat uit pure samenstellingswerkzaamheden. De accountant erkent dat dit niet duidelijk op de vragenlijst is ingevuld, maar is van mening dat de toetser hiernaar had kunnen vragen. Tevens vindt de accountant ook niet dat de gemaakte prijsafspraken, in combinatie met het feit dat geen uren worden geschreven, een bedreiging opleveren van het fundamentele beginsel deskundigheid en zorgvuldigheid. Hij wijst erop dat hij ook ondernemer is die een rendabele onderneming moet voeren. Vaste prijzen passen hierin. In de regelgeving staat nergens dat dit is verboden.
Gronden voor de beslissing
De Accountantskamer vindt dat, ook al bestaat slechts 20% van de werkzaamheden van de accountant uit samenstellingswerkzaamheden en de overige 80% uit administratieve dienstverlening, dat dan nog de praktijk van de accountant onverkort dient te voldoen aan de eisen die gelden voor een praktijk waarin samenstellingsopdrachten worden gedaan.
De Accountantskamer merkt in het kader van de vaste prijsafspraak op dat een vaste prijsafspraak ook kan leiden tot een bedreiging voor de naleving van de geldende fundamentele beginselen. De Accountantskamer concludeert dat in deze zaak die bedreiging ook bestaat. De accountant maakt immers met zijn cliënten vaste prijsafspraken voor de uitvoering van doorlopende opdrachten, maar hij laat zijn medewerkers niet bijhouden hoeveel uren zij aan de opdracht van een bepaalde cliënt besteden. De accountant kan op deze wijze niet beoordelen of de prijsafspraak toereikend is en of de opdracht in overeenstemming met de van toepassing zijnde vaktechnische en overige beroepsvoorschriften is uit te voeren. De omstandigheid dat de accountant de samenstellingswerkzaamheden zelf doet, maakt dit niet anders.
Wat de tekortkomingen in de samenstellingsdossiers betreft, oordeelt de Accountantskamer dat de accountantspraktijk ten tijde van de toetsing niet beschikte over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Maatregel
De Accountantskamer vindt de maatregel van doorhaling voor de duur van 18 maanden passend en geboden. Een tijdelijke doorhaling volstaat naar het oordeel van de Accountantskamer niet, nu in dat geval de inschrijving van de accountant in het register van rechtswege zou herleven, ook als het kantoor dan nog steeds niet beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen en niet vaststaat dat de accountant zijn deskundigheid op peil heeft gebracht. De Accountantskamer vindt dat het de accountant extra moet worden aangerekend, omdat hij in 2011 al een berisping heeft gehad vanwege een tekortschietend kwaliteitsstelsel. Tevens moet hem worden aangerekend dat hij, hoewel hij reeds lange tijd wist van zijn verzuim ter zake, pas laat externe hulp heeft ingeschakeld om aan zijn hiervoor bedoelde verplichting te gaan voldoen. Deze omstandigheden vormen voor de Accountantskamer in beginsel een aanleiding om over te gaan tot het opleggen van een zwaardere maatregel. De Accountantskamer acht het – gezien de zwaarte en duur van de op te leggen maatregel van doorhaling – niet passend of geboden daarnaast een geldboete op te leggen voor het in de jaren 2010 tot en met 2012 niet behalen van voldoende PE-punten.
15/1400 Wtra AK van 7 december 2015
Geef een reactie