Een registeraccountant stelt in opdracht van een cliënt, ter ondersteuning van zijn standpunt in een civiel geschil met een ex-cliënt van de accountant, een op Standaard 4400 NVCOS gebaseerd rapport op. De ex-cliënt dient over het rapport een klacht in. De accountant zou met zijn rapportage onvoldoende zorgvuldig hebben gehandeld. Als gevolg daarvan zou de civiele rechter onjuist en/of onvolledig zijn voorgelicht. Ook stond het volgens de ex-cliënt de accountant niet vrij om te rapporteren over haar cijfers en heeft de accountant ten onrechte de indruk gewekt met zijn rapportage ‘assurance’ te geven.
De Accountantskamer het onderdeel van de klacht gegrond dat de accountant vanwege de aan de orde zijnde bedreigingen voor de naleving van de fundamentele beginselen, in het bijzonder de objectiviteit, zichtbaar toepassing had moeten geven aan het in de artikelen 20 tot en met 22 VGBA bedoelde toetsingskader. Ook zijn de klachtenonderdelen gegrond die zien op de vorm van de rapportage en de daarbij gebruikte bewoordingen. Volgens de Accountantskamer had de accountant in zijn rapport tegenstrijdige bewoordingen moeten vermijden, terwijl het gebruik van het begrip ‘feitelijke bevindingen’ in de gegeven omstandigheden niet was aangewezen. Een en ander in verband met het gegeven dat de accountant wist dat zijn rapport door zijn cliënt zou worden ingebracht in de inmiddels aanhangige civiele procedure tegen de ex-cliënt.
Voor zover wordt geklaagd over de inhoud van het rapport is volgens de rechter niet vast komen te staan dat de door de RA gepresenteerde aansluiting geen deugdelijke grondslag had. In zoverre is de klacht ongegrond.
Maatregel
Bij de bepaling van de maatregel heeft de Accountantskamer er mede op gelet dat de accountant wist van het belang van zijn rapportage voor zowel zijn opdrachtgeefster als zijn voormalige opdrachtgeefster, en het beoogde gebruik daarvan in een civiele procedure.
Door onvoldoende acht te slaan op de bedreigingen voor het zich houden aan de fundamentele beginselen, die waren verbonden aan het aanvaarden en uitvoeren van een opdracht voor de ene opdrachtgever aangaande (de informatie van en over) een voormalige
opdrachtgever, heeft de accountant gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit. Het niet (voldoende) toepassen van het toetsingskader als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 22 VGBA levert een overtreding op van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid zoals bedoeld in artikel 2, sub d. van de VGBA.
Ook door de vorm van zijn rapportage en de wijze waarop hij zijn vaststellingen heeft geformuleerd, heeft de accountant gehandeld in strijd met voormeld fundamentele beginsel van vakbekwaamheid
en zorgvuldigheid. Anderzijds heeft de Accountantskamer meegewogen dat niet blijkt dat de inhoud van de rapportage van de accountant gebrekkig is en dat niet eerder tegen hem een tuchtklacht gegrond is verklaard.
De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
15/1430 Wtra AK van 11 januari 2016
Geef een reactie