De accountantspraktijk van een AA beschikt niet over een intern stelsel van kwaliteitsbeheersing. Door de persoonlijke omstandigheden van de accountant komt hij ervan af met een berisping in plaats van een (tijdelijke) doorhaling, zoals wel gebruikelijk is in soortgelijke zaken.
Het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk van een openbaar accountant voldeed bij een periodieke preventieve toetsing niet aan de daaraan te stellen eisen en moest aangepast worden. Nadat het verbeterplan was ingediend en goedgekeurd, werd de accountantspraktijk aangewezen voor een hertoetsing. Bij de hertoetsing werden de dossiers van vier samenstellingsopdrachten getoetst. Het eindoordeel van de hertoetsing was dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk in opzet en werking niet voldoet. De NBA heeft het advies van de Raad opgevolgd en heeft de bevindingen in de vorm van een klacht aan de tuchtrechter voorgelegd.
Gronden van de beslissing
De toetsers hebben in de vier onderzochte samenstellingsdossiers tekortkomingen geconstateerd in de aanvaarding en continuering, de uitvoering en documentatie van de werkzaamheden en de afwerking en rapportering.
Aanvaarding en continuering
Bij alle vier de getoetste samenstellingsdossiers heeft de accountant nagelaten over het verwachte gebruik en de verspreiding van het samengesteld financieel overzicht afspraken te maken, terwijl de accountant op grond van NVCOS 4410 onder 7 zich ervan dient te overtuigen dat er tussen de opdrachtgever en hem overeenstemming bestaat over de voorwaarden van de opdracht.
Bij twee van de vier dossiers is in de opdrachtbevestiging en de bijlage ook geen verwijzing opgenomen naar NVCOS 4410, waardoor het mogelijk voor de klant niet duidelijk is welke regelgeving op de uitvoering van de opdracht van toepassing is.
Uitvoering van de werkzaamheden
De toetsers hebben in een van de samenstellingsdossiers vastgesteld dat de accountant meer aandacht moet besteden aan cijferbeoordelingen en het maken van aansluitingen in het dossier. Ten aanzien van een andere samenstellingsopdracht hebben de toetsers geconstateerd dat in het dossier weliswaar tellijsten aanwezig zijn, maar dat in het elektronisch dossier niets is opgenomen over de voorraden, terwijl dit een belangrijke post is in de jaarrekening. Uit de bevindingen van de toetsers blijkt voorts dat zichtbare aandacht voor incourantheid van de voorraad ontbreekt, terwijl die in dit dossier te meer van belang was, nu uit een interne mail bleek dat ook de cliënt aan de hoogte (waarde) van de voorraad twijfelde. Verder heeft de accountant ook in dit dossier nagelaten voldoende aandacht te besteden aan het maken van cijferboordelingen en aansluitingen. De toetsers hebben in het verlengde van het voorgaande ten aanzien van beide dossiers geconcludeerd dat de accountant onvoldoende aandacht heeft besteed aan de materiële posten in de jaarrekeningen. In beide dossiers betroffen de voorraden materiële posten. Door onvoldoende aandacht te besteden aan deze materiële posten, heeft de accountant gehandeld in strijd met het bepaalde in NVCOS 4410 onder 14, op grond waarvan een accountant dient te overwegen of extra werkzaamheden nodig zijn indien hij constateert dat de door de leiding van de entiteit verstrekte gegevens onjuist, onvolledig of anderszins onbevredigend zijn.
Documentatie van de werkzaamheden
De toetsers hebben bij een van de samenstellingsdossiers tekortkomingen geconstateerd in de wijze waarop de accountant de door de entiteit geleverde financiële informatie heeft gepresenteerd in het financieel overzicht. Daarnaast heeft de accountant nagelaten een onderverdeling te maken in de balans van de langlopende en kortlopende schulden. Bij twee andere samenstellingsopdrachten hebben de toetsers opgemerkt dat het onroerend goed wordt gewaardeerd tegen restwaarde, maar dat deze restwaarde niet nader is onderbouwd. De accountant heeft daarnaast in beide dossiers nagelaten de inrichtingseisen in verband met een vastgoedbelegging vast te leggen, terwijl paragraaf 213.802 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ) voor grote en middelgrote ondernemingen en de paragrafen B2.211 en B2.212 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving voor kleine ondernemingen (RJk) dat wel voorschrijven. Voorts ontbreekt in de dossiers een nadere toelichting over de levensduur van de onroerende zaken, terwijl artikel 2:386, lid 2, BW voorschrijft dat methoden volgens welke afschrijvingen zijn berekend, in de toelichting uiteen worden gezet.
De toetsers hebben in de tweede plaats vastgesteld dat een toelichting bij de vordering op één van de bestuurders in een van de samenstellingsdossiers ontbreekt. Daarnaast is het onduidelijk waarom deze vordering onder de financiële vaste activa is opgenomen.
De toetsers hebben bij de vierde samenstellingsopdracht opgemerkt dat de lening aan de bestuurders die op 31 december 2013 afloopt, nog steeds gepresenteerd staat onder de financiële vaste activa van boekjaar 2014. Uit het dossier blijkt niet of de termijn voor het aflossen van de lening al dan niet is verlengd. Ten aanzien van hetzelfde samenstellingsdossier hebben de toetsers voorts vastgesteld dat onder de voorzieningen de ingegane lijfrente is opgenomen.
Tot slot hebben de toetsers opmerkingen gemaakt over de volledigheid en juistheid van de publicatiestukken in beide dossiers. Ook blijkt uit de dossiers dat de accountant het samengesteld financieel overzicht onvoldoende heeft doorgelezen en onvoldoende een afweging heeft gemaakt of het overzicht toereikend van opzet en vrij van afwijkingen van materieel belang lijkt te zijn. Hiermee heeft de accountant gehandeld in strijd met het bepaalde in NVCOS 4410 onder 15.
Afwerking en rapportering
Volgens de toetsers zijn in de rapportages de nodige onvolkomenheden aanwezig. Ook is de bevestiging van de leiding van de entiteit in een van de dossiers verkeerd gedateerd en wordt ook in de tekst van de bevestiging een verkeerde datum wordt genoemd. Uit de bevindingen van de toetsers blijkt tot slot dat de accountant in twee dossiers heeft nagelaten een passage in de overige gegevens op te nemen met een mededeling omtrent het ontbreken van een accountantsverklaring, terwijl in artikel 2:392, lid 1, onder a, BW is bepaald dat aan de jaarrekening en het jaarverslag een accountantsverklaring moet worden gevoegd of een mededeling over het ontbreken daarvan.
Maatregel
Volgens de Accountantskamer moet de accountant in het bijzonder worden aangerekend dat hij in de jaren na de eerste toetsing kennelijk onvoldoende tijd en aandacht heeft besteed aan de noodzakelijke verbetering van het kwaliteitsstelsel van zijn accountantspraktijk zodat ten tijde van de hertoetsing het stelsel van kwaliteitsbeheersing nog steeds niet geheel op orde was, terwijl ook bij de behandeling van de klacht niet is gebleken dat het kantoor inmiddels wel beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen. Daar staat tegenover dat de accountant aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de jaren na de eerste toetsing te kampen had met verschijnselen van een “burn out”, dat hij zich inmiddels als AA heeft laten doorhalen in het register en dat hij ter zitting er blijk van heeft gegeven wel het belang in te zien van het beschikken over een zodanig stelsel, teneinde een herinschrijving in het register mogelijk te maken.
Alles afwegende acht de Accountantskamer de maatregel van berisping passend en geboden. Een (tijdelijke) doorhaling zoals wel gebruikelijk in zaken waarin wordt geklaagd over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat niet voldoet aan de daarvoor geldende normen, vindt de Accountantskamer in dit geval op grond van vermelde persoonlijke omstandigheden van de accountant niet opportuun, terwijl ook de NBA op de zitting heeft aangegeven dat zij een dergelijke maatregel in onderhavig geval niet voorstaat.
15/2589 Wtra AK van 20 mei 2016
Geef een reactie