Een veeboer besluit zijn melkquotum en veestapel te verkopen. Hij vraagt een AA om hem te ondersteunen bij de verkoop. De accountant geeft er echter onvoldoende blijk van een kritisch oog te hebben voor de door een veeboer met de koper gemaakte afspraken en de gevolgen daarvan.
Een accountant-administratieconsulent stelde de jaarrekeningen van een melkveebedrijf samen en verzorgde de aangiften OB en IB. Medio 2011 besloot de boer zijn melkquotum en veestapel te verkopen. Hij vraagt de accountant om hem te ondersteunen bij de (voorgenomen) verkoop. Enige tijd na de verkoop is de veeboer in staat van faillissement verklaard. Het faillissement van het bedrijf is uiteindelijk vernietigd door het Hof. De curator heeft aangegeven dat de gemaakte kosten en kosten van boeten, rente o.a. wat betreft omzetbelasting, volledig te wijten zijn aan nalatigheid van werkzaamheden van de accountant. Nadat deze niet op tijd zijn schuld heeft erkend en met een passend voorstel tot schadevergoeding kwam, heeft de eigenaar van het melkveebedrijf een officiële klacht bij de NBA ingediend.
Klacht
De veeboer stelt in zijn klaagschrift dat van de accountant verwacht had mogen worden dat hij hem in het kader van de overdracht van het vee en een belangrijk deel van zijn onderneming, zou hebben begeleid en geadviseerd over zekerheidstelling en consequenties voor de omzetbelasting en het daartoe opmaken van facturen. Afspraken daaromtrent hadden volgens hem in de overeenkomst niet mogen ontbreken.
Gronden van de beslissing
Volgens de Accountantskamer heeft de accountant weliswaar bepleit dat hem niet anders dan is gevraagd om bij de vastlegging van de afspraken mee te kijken, dat de conceptovereenkomst al was opgesteld en dat de veeboer daarin de door hem geopperde zekerheden niet wilde opnemen, maar dit betoog is naar het oordeel van de Accountantskamer onvoldoende om het verwijt over het ontbreken van zekerheidstelling te weerspreken. En wel om de reden dat onbetwist is gebleven dat vooraf aan een bespreking al twee gesprekken op het kantoor van de accountant zijn geweest. De accountant was dus eerder betrokken bij de verkoop dan alleen ten tijde van de bespreking in juli 2011 en voordat de conceptovereenkomst was opgesteld. Ook had de accountant zich, gelet op de aard van de bedrijfsactiviteiten van de veeboer en de te verwachten beperkte kennis van hem over mogelijkheden van te stellen zekerheden bij de verkoop van die activiteiten, zeker beschouwd in het licht van de accountants visie omtrent de deplorabel gevoerde administratie door de veeboer, moeten realiseren dat de veeboer niet wist dat en welke zekerheden door de koper op zeer eenvoudige wijze (zoals bijvoorbeeld een eigendomsvoorbehoud of voorbehouden pandrecht wat betreft het te leveren vee) gesteld konden worden en dat hij ook het mogelijke nut daarvan niet besefte. Hij had de veeboer dan ook voor moeten houden welke zekerheden gesteld konden worden en hem moeten wijzen op de gevolgen bij het uitblijven van het verstrekken daarvan. De accountant heeft niet toegelicht dat hij dat heeft gedaan maar, zo blijkt uit zijn verweer, de veeboer tijdens de bespreking in juli 2011 slechts de vraag voorgelegd of in zijn optiek het stellen van zekerheden noodzakelijk zou zijn. Daar komt bij dat de veeboer ontkent dat de accountant hem toen gewaarschuwd heeft, daarover door derden verschillend is verklaard en de accountant ook niet schriftelijk heeft vastgelegd dat de veeboer een overdracht zonder het stellen van zekerheden wenste, hetgeen van hem onder gegeven omstandigheden, en mede ook gezien paragraaf 22 van NV COS 5500N, verwacht mocht worden, zodat ook niet aannemelijk is geworden dat hij een dergelijke mededeling heeft gedaan. Dit alles leidt volgens de Accountantskamer tot de slotsom dat de accountant wat dit betreftr onvoldoende aan zijn zorgplicht heeft voldaan en in zoverre onvoldoende het fundamenteel beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. van de VGC in acht heeft genomen.
Omzetbelasting
De veeboer vindt dat de accountant hem niet juist geïnformeerd over het moment waarop hij de omzetbelasting (steeds) verschuldigd zou zijn. Volgens de veeboer is overeengekomen om in termijnen te leveren en bij betaling van iedere termijn de daarover verschuldigde omzetbelasting aan te geven. Door de Belastingdienst is hij echter, door het uitblijven van zijn aangifte omzetbelasting in verband met de verkoop en nadat de koper de omzetbelasting over de gehele koopsom in vooraftrek had gebracht, geconfronteerd met te betalen rente en boete waardoor hem toen is gebleken dat hij vooraf het gehele bedrag aan omzetbelasting verschuldigd was. Een en ander is volgens de veeboer veroorzaakt doordat afspraken omtrent het verstrekken van verkoopfacturen ontbreken en deze buiten zijn wetenschap zijn opgesteld en aan de koper zijn verstrekt.
De accountant zegt juist dat hij met de veeboer heeft besproken dat de gehele omzetbelasting bij de verkoop, dus vooraf zou moeten worden aangegeven en niet pas per termijn in de periodieke aangiften omzetbelasting, en de veeboer voor de betaling daarvan de eerste deelbetaling door de koper kon gebruiken. Wat betreft de verkoopfacturen heeft de accountant naar voren gebracht dat voor zover hij weet en hoewel dit primair de verantwoordelijkheid van de veeboer was, derden deze in overleg met de veeboer hebben opgesteld en aan de koper hebben verstrekt omdat de veeboer dit zelf niet kon “bolwerken”.
Naar het oordeel van de Accountantskamer behoorde bij een zorgvuldige begeleiding door de accountant van de veeboer bij een transactiegerelateerde adviesdienst zonder meer een grondige voorlichting over de belastingtechnische gevolgen, zoals de verschuldigdheid van omzetbelasting en op welk moment die belasting verschuldigd wordt, alsook op welke wijze er gefactureerd dient te worden. Weliswaar heeft de accountant gesteld de veeboer juist wel geïnformeerd te hebben over naar zijn mening het ineens verschuldigd zijn van de omzetbelasting over de gehele koopsom, maar hij heeft daarover in strijd met paragraaf 22 van NV COS 5500N niets vastgelegd. Nu de veeboer heeft weersproken dat de accountant hem ter zake heeft geïnformeerd en bij gebreke aan vastlegging in het dossier van de accountant, noch anderszins het tegendeel is gebleken, kan er dan ook niet van worden uitgegaan dat de accountant de veeboer ter zake afdoende heeft geïnformeerd.
Daargelaten door wie de facturen (uiteindelijk) zijn opgesteld en of dit zoals de veeboer heeft gesteld een overeengekomen taak van de accountant was, moet vastgesteld worden dat de accountant de veeboer ook daaromtrent niet heeft geadviseerd. Door dit na te laten heeft de accountant naar het oordeel van de Accountantskamer eveneens zijn zorgplicht verzaak.
Maatregel
Bij de bepaling van de strafmaatregel is volgens de Accountantskamer van belang dat de accountant, gezien zijn adviserende rol en hoewel hij op de hoogte was van de door de veeboer gevoerde gebrekkig gevoerde administratie en het summier opgestelde verkoopcontract, er onvoldoende blijk van heeft gegeven een kritisch oog te hebben gehad voor de door de veeboer met de koper gemaakte afspraken en voor de gevolgen daarvan. Anderzijds draagt ook de veeboer, als ondernemer, verantwoordelijkheid voor zijn wel heel lichtvaardig aangaan van een zo summiere overeenkomst inzake verkoop en overdracht van zijn veebedrijf en is voldoende aannemelijk geworden dat hij zijn eigen administratie zeer verwaarloosde. Alles in aanmerking nemende, acht de Accountantskamer in dit geval oplegging van de maatregel waarschuwing passend en geboden.
Procedurenummer 15-2235 Wtra AK van 3 juni 2016
Geef een reactie