Een werknemer van een stichting maakt gebruik van de “personeelskorting” van zijn oude werkgever om hard- en software voor de stichting aan te schaffen. De facturen werden aan de stichting gericht, maar de betaling vond plaats via de bankrekening van de (inmiddels ex)-werknemer. De controlerende accountant van de stichting zag geen aanleiding om nadere, aanvullende controlewerkzaamheden uit te voeren op de ICT-inkoop.
Feiten
Een accountant-administratieconsulent heeft bij de jaarrekeningen 2009 tot en met 2013 van een stichting een goedkeurende controleverklaring gegeven. De stichting heeft in 2014 aangifte gedaan bij de politie van verduistering en valsheid in geschrift door een ex-werknemer. De ex-werknemer, een ICT-er, was werkzaam geweest bij een ICT-bedrijf en had bij de stichting kenbaar gemaakt dat hij nog gebruik kon maken van de personeelskorting. De stichting besloot alle hard- en software bij dat ICT-bedrijf te bestellen om zo gebruik te kunnen maken van de korting. De ex-werknemer stelde van 2005 tot en met juli 2013 zelf 95 valse nota’s op, als zijnde nota’s van zijn voormalige bedrijf. Op de nota’s was geen BTW- of KvK-nummer vermeld. De nota’, ter waarde van € 2.283.843,= , werden betaald op de bankrekening van de ex-werknemer. Om de uitgaven te “dekken” bestelde de ex-werknemer ICT-goederen bij een plaatselijke leverancier. Deze goederen liet hij daadwerkelijk afleveren bij de stichting. De door hem betaalde inkoopprijs voor deze goederen was echter (veel) lager dan het totaal van de valse facturen: € 250.829,=. De ex-werknemer liet deze plaatselijke leverancier ook direct leveren en factureren aan de stichting. De ex-werknemer verhoogde in deze gevallen eigenhandig de nota’s van de leverancier. Wat teveel werd betaald op die nota’s deelde de leverancier met de ex-werknemer.
Klacht
Volgens de stichting heeft de accountant, ondanks alle aanwijzingen daartoe, de langdurige fraude van de (ex-)werknemer tijdens de controle niet gesignaleerd. Ook heeft hij volgens de stichting onvoldoende professioneel-kritisch, alsmede niet zorgvuldig en niet in overeenstemming met de van toepassing zijnde vaktechnische en overige beroepsvoorschriften gehandeld.
Beoordeling van de klacht
Voor de beoordeling van de klachten is volgens de Accountantskamer van belang dat het feit dat achteraf is gebleken dat bij de door de AA gecontroleerde gegevens en stukken sprake is geweest van fraude dan wel dat de accountant de frauduleuze onttrekkingen bij zijn controlewerkzaamheden niet op het spoor is gekomen, nog niet betekent dat hij de voor hem geldende beroeps- en gedragsregels heeft geschonden.
In deze zaak heeft de accountant echter ten onrechte geen nadere, aanvullende controlewerkzaamheden uitgevoerd op de ICT-inkoop, aldus de rechter. Hij heeft alleen een lijncontrole in 2010 gedaan op een enkele (nagemaakte) factuur. Deze heeft hij niet gecontroleerd op levering en (het ontbreken van een) order. Ook is hij er aan voorbij gegaan dat op de factuur geen KvK en geen BTW-nummer waren vermeld. Het verhaal van de ex-werknemer over “personeelskorting” was op zichzelf al voldoende kwestieus, aldus de Accountantskamer. Ook kon niet verklaard worden waar de noodzaak vandaan kwam dat de betaling (anders dan de facturatie) niet rechtstreeks, maar via de bankrekening van de ex-werknemer liep.
De Accountantskamer is van oordeel dat deze omstandigheden voor de accountant aanleiding hadden moeten zijn nader onderzoek te verrichten, mede gelet op het onderkende risico in de gebrekkige administratieve organisatie en de interne beheersing. De accountant was vanaf het begin dat hij verantwoordelijk is voor de controlewerkzaamheden (boekjaar 2009) op de hoogte van de afspraken tussen de stichting en de ex-werknemer over de (zogenaamde) leveringen via de ex-werknemer door het ICT-bedrijf. Ook wist de accountant van één ter zake gedane betaling op het bankrekeningnummer van de ex-werknemer. De accountant heeft hierover in de managementletter gerapporteerd en geadviseerd, welk advies uiteindelijk niet is uitgevoerd. Dit zelfde geldt voor het ontbreken van een inkoop- en aanbestedingsbeleid. Ook hiervoor heeft hij tot op het hoogste niveau, in de managementletter, aandacht voor gevraagd en de leiding van de stichting heeft daaraan geen (volledige) opvolging gegeven.
Volgens de Accountantskamer was een (aanvullende) controle zeker nodig nu de uitkomst daarvan mede de inschatting had te bepalen van de waarschijnlijkheid dat bedoeld risico een afwijking van materieel belang tot gevolg zou hebben. Volgens de accountant oversteeg het bedrag van de uiteindelijke fraude het materieel belang niet. Hij berekende dat over de periode 2009 tot en met 2013 de materialiteit op jaarbasis gemiddeld € 350.000 bedroeg en dat op jaarbasis de geconstateerde fraude de materialiteit niet overstijgt.
De Accountantskamer volgt de accountant niet in dit verweer. Doordat de fraude een aantal jaren heeft plaatsgevonden, kan immers niet slechts worden getoetst aan de materialiteit op jaarbasis, maar dient het cumulatieve effect van de fraude op het eigen vermogen van de controlecliënt mede in aanmerking te worden genomen, aldus de rechter. Dit effect was een veelvoud van de gehanteerde materialiteit en derhalve van materieel belang voor de jaarrekening.
Maatregel
De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van een waarschuwing passend en geboden. De Accountantskamer heeft daarbij in aanmerking genomen dat de accountant in strijd met de fundamentele beginselen heeft gehandeld. Anderzijds is meegewogen dat de stichting primair zelf verantwoordelijk is voor de interne beheersing van haar administratieve organisatie en (daarmee) ook voor de beslissing om op een niet gebruikelijke manier korting te willen genieten bij één van haar leveranciers. Ook is meegewogen dat de accountant niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld. De accountant krijgt een waarschuwing opgelegd.
Geef een reactie