WEA Randstad Accountants & Adviseurs heeft bij de Hoge Raad alsnog succes geboekt met een zaak tegen de voormalig eigenaar van een administratiekantoor dat in 2006 is overgenomen. Die had ten onrechte uren berekend, wat de overnamesom opdreef. Dat bedrag moet nu opnieuw worden vastgesteld.
De verweerder heeft zijn administratiekantoor in Hoofddorp per 1 januari 2006 verkocht aan (de rechtsvoorganger van) WEA Randstad. De overnamesom en managementvergoeding voor de verkoper zijn contractueel deels afhankelijk gesteld van diens persoonlijke omzet over 2006 en 2007. Hij krijgt als overnamesom € 471.791 uitgekeerd en managementvergoedingen van € 99.365 (2006) en € 72.185 (2007).
Rechter erkent rechtsopvolging niet
In 2009 wordt de maatschap WEA opgeheven, waarbij twee maten (onder dezelfde naam) verdergaan in Hoofddorp en twee maten in Gouda. Het Hoofddorpse WEA spant een rechtszaak aan tegen de verkoper. Vaststaat dat hij uren heeft geschreven die hij niet zelf heeft gemaakt en dat er voor gelieerde vennootschappen uren zijn gewerkt die niet zijn geschreven. WEA wil daarom een schadevergoeding voor onder meer misgelopen omzet en een te veel betaalde overnamesom en managementvergoeding. Maar bij de rechter vangt WEA bot. Het kan onvoldoende onderbouwen dat het de rechtsopvolger is van het ‘oude’ WEA. Het gerechtshof in Amsterdam is daarvan echter wel overtuigd en beoordeelt de vordering inhoudelijk.
Aantal uren niet aannamelijk
Vanwege mogelijke onregelmatigheden bij de urenadministratie heeft WEA Deloitte ingeschakeld om onderzoek te doen. Daaruit is gebleken dat de verkoper directe (declarabele) uren in de persoonlijke agenda’s van het personeel heeft doorgestreept en voor zichzelf meer uren heeft gedeclareerd dan hij feitelijk heeft gewerkt, met als conclusie dat hij zijn persoonlijke omzet heeft opgekrikt, zodat de overnamesom en de managementvergoeding te hoog hebben uitgepakt. Werk aan gelieerde ondernemingen is niet in rekening gebracht, waardoor omzet is gemist. En er is per saldo ruim een ton omzet afgeboekt voor overgenomen relaties. Het hof oordeelt dat de verkoper inderdaad te veel uren heeft berekend, maar dat niet duidelijk is om hoeveel uren het gaat. Dat moet WEA aangeven; op verzoek van het hof geeft het bedrijf een overzicht van ten onrechte geschreven uren. Daaruit blijkt dat er maar enkele honderden uren per jaar declarabel gewerkt zou zijn. Dat vindt het hof onaannemelijk en het “ondermijnt de geloofwaardigheid van de stellingen van WEA”. “Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat en in welke mate de overnamesom en managementvergoeding op een onjuiste grondslag zijn gebaseerd en tot restitutie door verweerder aan WEA zou moeten leiden.”
Hof had schatting moeten maken
WEA gaat in cassatie en bepleit voor de Hoge Raad dat het hof het aantal wel geschreven maar niet gemaakte uren had moeten schatten. Daarnaast is het begrip ‘afboeking’ niet juist uitgelegd en deugt het oordeel over de niet-geschreven uren niet, vindt WEA. De Hoge Raad volgt in zijn uitspraak de conclusie van de advocaat-generaal. Die stelt dat het aannemelijk is dat er schade is geleden. “Gegeven die aannemelijkheid van schade, kan vervolgens niet worden afgewezen alleen maar omdat de rechter niet over alle gegevens beschikt die deze idealiter zou wensen. Het hof had hier niet alleen een schatting kunnen, maar ook moeten maken.” De zaak wordt terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag.
Geef een reactie