Een horecabaas kreeg terecht een btw-naheffing van bijna een halve ton omdat hij ‘het gevaar voor verlies van belastinginkomsten niet tijdig en volledig [had] uitgeschakeld.’ Hof Amsterdam-Leeuwarden bevestigde een eerdere uitspraak van Rechtbank Gelderland.
Een horecaexploitant verkocht in 2008 zijn zaak, een café en tevens supportershome voor voetbalfans. De koper zou er €250.000 betalen voor goodwill, inventaris en voorraad, en kreeg een factuur ter hoogte van dat bedrag, vermeerderd met €47.500 btw. De koopsom werd in twee gedeelten voldaan. De verkoper droeg de btw niet af. De inspecteur legt de verkoper een btw-naheffingsaanslag op. Die gaat daartegenin beroep, omdat hij op het standpunt staat dat er sprake is van een overgang van een algemeenheid van goederen (art. 31 Wet OB 1968), zodat er geen btw is verschuldigd. De onderdelen van het supportershome die werden verkochten hadden immers een gezamenlijke bestemming en vormden één geheel. Ook aan een ander vereiste was voldaan: de koper wilde de zaak voortzetten.
Niet afgedragen
Ter zitting vertelde de verkoper, dat een koopprijs van € 297.500 exclusief btw was afgesproken. Mooi verhaal, vond de rechtbank, die desondanks van mening was dat er geen sprake was van een algemeenheid van goederen. De inspecteur had terecht voor € 47.500 aan btw nageheven. Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigt de uitspraak. De btw was niet afgedragen, de kopende partij had voorbelasting in aftrek gebracht en de verkoper had geen herstelfactuur aan de koper uitgereikt. Daarmee had de koper het gevaar voor verlies van belastinginkomsten niet tijdig en volledig uitgeschakeld. Jammer maar helaas; er volgde geen btw-herziening. Of er sprake was van een overgang van een geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen deed er volgens het Hof minder toe.
Geef een reactie