Een financieel conflict tussen een inmiddels gestopte accountant-administratieconsulent en een voormalige klant zette zich na behandeling bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ook bij de Accountantskamer voort.
De klant kreeg over diverse jaren verzuimboetes opgelegd door de fiscus in verband met te late aangiften van de inkomsten-, motorrijtuigen-, en omzetbelasting. Ook vordert de belastingdienst vergoeding van incassokosten. Van 2011 tot 2014 voerde de AA boekhoudkundige en accountantswerkzaamheden voor de onderneming, onder meer de aangiften omzetbelasting en inkomstenbelasting. Na de vorderingen van de fiscus startte de klant een civiele procedure tegen de accountant. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeelde de accountant uiteindelijk tot betaling van een bedrag van € 6.211,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. Het totale bedrag kwam op € 10.911,81.
Bij de Accountantskamer stelde de voormalige klant dat de accountant de uitspraak negeert en niet reageert op het verzoek zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering in te schakelen. De AA erkende de veroordeling tot betaling en meldde ter zitting dat er met de deurwaarder inmiddels een betalingsregeling overeen is gekomen.
Tegenvordering
Tegelijkertijd stelde hij onweersproken dat hij juist jegens zijn voormalige klant een vordering in reconventie heeft ingesteld voor € 11.900,- voor verrichte werkzaamheden en € 3.000,- voor advocaatkosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente. ‘Betrokkene heeft de vordering van klager gemotiveerd weersproken en bestrijdt dat hij deze dient te voldoen’, constateert de Accountantskamer. ‘Hij handelt wel volgens het hem veroordelende arrest van het Hof door een betalingsregeling te treffen, welke regeling hij onweersproken nakomt.’ De Accountantskamer oordeelt daarom dat dit klachtonderdeel ongegrond is.
Beroepsaansprakelijkheidsverzekering
Ten aanzien van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft de AA ter zitting verklaard dat hij beschikt over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering en dat hij de vordering bij deze gemeld heeft. De verzekeraar heeft vervolgens aan de accountant een bedrag van € 4.500,- uitgekeerd. Dat heeft hij gebruikt om zijn advocaat te betalen. Het tweede klachtonderdeel ontbeert daarom feitelijke grondslag en is eveneens ongegrond.
Uitspraak: 18-350 vh AA
Geef een reactie