Een ondernemer die het urencriterium wil halen, moet wel aantonen dat afwijkende activiteiten voor dezelfde klanten in het verlengde liggen van de hoofdactiviteit van de onderneming, vindt Hof Den Haag.
Dat merkte een vrouw met een gastouderbedrijf. Zij maakte daarnaast speelgoed. Dat handwerk verkocht ze aan de ouders van door haar opgevangen kinderen en op braderieën en markten. En zo kwam zij aan de 1225 voor het urencriterium benodigde uren. Met kinderopvang verdiende zij in uren uitgedrukt gemiddeld twee dagen per week de kost. Het Hof snapte de combinatie kinderen-speelgoed wel, maar als bedrijfsactiviteit hadden die te weinig samenhang om tezamen als één onderneming te worden aangemerkt. De speelgoedwerkzaamheden vormen zelfstandig bezien evenmin een onderneming. De activiteiten hadden daarvoor een te geringe omvang.
Geen ondernemersrisico
Zij verkocht in één jaar 114 stuks speelgoed verkocht en een jaar later 73 stuks. De omzetten en resultaten zijn zeer gering en fluctueerden in de loop der jaren aanzienlijk. Het gemiddelde resultaat per uur bedroeg in de twee jaren € 2,27 en in 2014 € 1,16, waarbij (zelfs nog) geen rekening is gehouden met de uren die zijn besteed aan de fabricage van de voorraad speelgoed. Belanghebbende loopt, gelet op de aard van de onderneming, nauwelijks ondernemersrisico en gesteld noch gebleken is dat zij investeringen van enige omvang heeft gedaan. Het gevolg is volgens het Hof dat belanghebbende niet voldoet aan het urencriterium, zodat zij geen recht heeft op de ondernemersaftrek alleen wat betreft de kinderopvangwerkzaamheden recht heeft op de MKB-winstvrijstelling.
Geef een reactie