Een man die van beroep administratieconsulent en belastingadviseur is heeft een eenmanszaak en is daarnaast enig aandeelhouder van twee vennootschappen. De aangiften IB/PVV over de jaren 2011 tot en met 2020 vertonen over het algemeen alleen maar negatieve resultaten. De inspecteur stelt de man vragen over de ingediende aangifte IB/PVV 2016. In die aangifte is een verlies van € 10.784,- aangegeven. Aan kosten is een bedrag van ruim € 18.000,- opgevoerd voor vakliteratuur, kantoorartikelen en salarisdagen.
Ondanks een reactie van de man op de brief van de inspecteur geeft de inspecteur aan dat hij de aangifte zal corrigeren. De inspecteur gaat niet akkoord met de negatieve winst en schrapt de geclaimde niet-gerealiseerde zelfstandigen aftrek. De inspecteur corrigeert ook de aftrek wegens specifieke zorgkosten en de giftenaftrek in verband met een verhoging van de drempel. De man gaat in beroep bij de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank verklaart het beroep echter niet-ontvankelijk omdat het te laat is ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Termijnoverschrijding beroepschrift is verschoonbaar
De man stelt zich op het standpunt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is omdat in de verminderingsbeschikking “Uitspraak op bezwaar” is vermeld en het geschrift een rechtsmiddelverwijzing bevat. Naar het oordeel van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden mag de man aan de verminderingsbeschikking het vertrouwen ontlenen dat hij tot zes weken na de toezending van dat geschrift beroep bij de rechtbank kon instellen. De man is niet in verzuim geweest volgens het hof omdat hij zijn beroepschrift binnen de in de verminderingsbeschikking genoemde termijn op de post heeft gedaan en binnen een week na afloop van deze termijn door de rechtbank is ontvangen. De rechtbank heeft naar het oordeel van het hof het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Omdat dat sprake is van een jarenlang negatief resultaat dient de man aannemelijk te maken dat er bij zijn eenmanszaak sprake is van een objectieve voordeelsverwachting, wat een van de voorwaarden is van een bron van inkomen. Naar het oordeel van het hof heeft de man niet aannemelijk gemaakt dat voor het betreffende jaar 2016 daarvan sprake is.
Afspraak met BV over kosten is onzakelijk
Als verklaring voor de verliezen van de eenmanszaak gaf de man dat hij met de een van de BV’ s heeft afgesproken dat alle improductieve uren en algemene kosten ten laste van de eenmanszaak zouden worden gebracht. Het hof oordeelt dat de gemaakte afspraken met de BV niet als zakelijk kunnen worden beschouwd. Bovendien maakt een enkele verwijzing naar overigens niet nader onderbouwde afspraken op zichzelf nog niet aannemelijk dat redelijkerwijs kan worden verwacht dat de activiteiten in de eenmanszaak in de toekomst positieve zuivere opbrengsten zullen opleveren.
De man stelde nog dat de inspecteur geen nieuw feit heeft om de bron ter discussie te stellen omdat hij al jaren eenzelfde wijze van verwerking in de aangifte hanteert en de inspecteur deze nooit heeft gecorrigeerd. De man voegde daar aan toe dat bij de regeling van de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2015 de inspecteur vragen heeft gesteld over de kosten en ook een correctie op de kostenaftrek heeft doorgevoerd, zonder de bronvraag aan de orde te stellen. De man meent dat hij door het volgen van de aangifte hieraan het vertrouwen te kunnen ontlenen dat ook in het jaar 2016 de eenmanszaak als een bron van inkomen zou worden aanvaard.
Het hof oordeelt dat voor dat vertrouwen meer is vereist dan de enkele omstandigheid dat de inspecteur in eerdere jaren bij het regelen van de aanslag de aangifte heeft gevolgd. Het hof stelt voorop dat de vraag of sprake is van een bron van inkomen ieder jaar opnieuw aan de orde kan worden gesteld. Door het volgen van de aangifte is bij de man, ten onrechte, de indruk gewekt dat het volgen van de aangiften in voorafgaande jaren het gevolg is van een bewuste standpuntbepaling van de inspecteur. Uit het volgen van de aangiften wat betreft de bronvraag kan niet worden afgeleid dat de man daaraan het vertrouwen heeft mogen ontlenen dat de activiteiten in de eenmanszaak door de inspecteur ook in toekomstige jaren beschouwd zouden worden als een bron van inkomen.
Niet voldaan aan urennorm en grotendeelscriterium
Voor de vraag of de man in aanmerking komt voor toepassing van de zelfstandigenaftrek overweegt het hof dat het aan de man is om aan te tonen dat hij voldoet aan het urencriterium. Ten minste 1225 uren moeten aan werkzaamheden voor de onderneming zijn besteed (urennorm) en van de tijd die is besteed aan alle werkzaamheden moet meer dan de helft zijn besteed aan de onderneming (grotendeelscriterium). De man gaf tijdens de zitting aan dat hij geen specifieke urenstaat heeft bijgehouden voor zijn werkzaamheden voor de eenmanszaak en dat het te veel werk is om alle uren uit te splitsen naar privé/zakelijk. Daarom is de man er naar het oordeel van het hof niet in geslaagd in het leveren van het van hem verlangde bewijs en heeft hij daarom geen recht op zelfstandigenaftrek.
Aftrek zorgkosten niet, aftrek giften wel geaccepteerd
De aftrek specifieke zorgkosten, waarin de man een aftrek vanwege apotheekkosten opvoert, is door de inspecteur terecht niet in aanmerking genomen oordeelt het hof. Het ging hierbij om middelen die de echtgenote van de man in verband met de huidziekte Psoriasis heeft aangeschaft, De man heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze middelen als farmaceutische hulpmiddelen kunnen worden aangemerkt noch dat deze zijn voorgeschreven door een arts.
Het beroep met betrekking tot de giftenaftrek wordt door het hof wel gegrond verklaard. Dat komt omdat de inspecteur een te hoge drempel voor de giftenaftrek heeft toegepast.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2024:7092
Geef een reactie