De fiscale regels voor de fiscale eenheid zijn deels te beperkt. Bovendien moeten de verwevenheidseisen duidelijker, vindt btw-specialist Lucas Blom. Hij sluit zich aan bij recente conclusies van advocaat-generaal (AG) Ettema in twee zaken die spelen bij de Hoge Raad.
Ettema stelt dat het fiscale eenheidsregime in de omzetbelasting niet geheel aan de btw-richtlijn voldoet en dat er verwarring is over het begrip ‘economische verwevenheid’. Daar zou de wetgever mee aan de slag moeten, vindt ook Blom.
Nationale regels niet ingevuld
Bij de Hoge Raad lopen twee procedures waarin de vraag centraal staat of er tussen een onderwijsstichting en haar dochter-BV voldoende economische verwevenheid is voor het aangaan van een fiscale eenheid in de omzetbelasting. De AG vindt dat de Nederlandse wetgever heeft nagelaten om de nationale regels voor financiële, organisatorische en economische verwevenheid in te vullen. Dat heeft de Hoge Raad gedaan, maar dat heeft mede geleid tot nieuwe onduidelijkheid en rechtsonzekerheid. Belanghebbenden zijn gebaat bij duidelijke regels vooraf en die regels moet de wetgever vaststellen, aldus de A-G.
Onderling niet verwaarloosbaar
In 2013 introduceerde de Hoge Raad het onderling-niet-verwaarloosbaar-criterium voor de economische verwevenheid. Daaruit volgt dat economische verwevenheid zich ook kan voordoen als tussen de verschillende fiscale-eenheidonderdelen sprake is van onderling niet verwaarloosbare economische betrekkingen, aldus Blom. Maar dat heeft verdere vragen opgeroepen. De fiscalist pleit voor de zogenoemde complexbenadering. “Een onderlinge samenhang tussen de drie verwevenheden voor een fiscale eenheid vind ik een sterkere toets dan een strikt afzonderlijke toetsing van iedere verwevenheid. Bij een complexbenadering kan een sterke financiële en/of organisatorische verwevenheid dienst doen als compensatie voor een minder sterke economische verwevenheid. Ook kleine economische onderlinge betrekkingen kunnen immers van wezenlijk belang zijn voor het totale concern.” Maar omdat er geen nadere verduidelijking is gekomen over het in 2013 geïntroduceerde cvriterium, is nog onduidelijk of de complexbenadering de juiste is.
Geen anti-misbruikmaatregel
Daarnaast stelt de staatssecretaris van Financiën dat de omstandigheid dat een belastingplichtige zowel economische als niet-economische activiteiten verricht, een beperkende werking kan hebben op toetreding tot de fiscale eenheid. Maar de AG verwerpt die stelling omdat dat niet volgt uit de wet. “Uit de btw-richtlijn volgt dat een nationale wetgever een beperking mag aanbrengen om belastingfraude en -ontwijking te voorkomen. In de huidige Nederlandse wetgeving is echter geen anti-misbruikmaatregel opgenomen. Terecht zegt de AG dat als een dergelijke maatregel ontbreekt, het niet is toegestaan om via de economische verwevenheidroute belastingplichtigen met niet-economische activiteiten alsnog uit te sluiten van een btw-groep.”
Fiscale eenheid ook voor personen
De fiscale-eenheidbepaling in de btw-richtlijn ziet op personen, terwijl in de omzetbelasting de fiscale eenheid alleen openstaat voor ondernemers. Daarmee overschrijdt de Nederlandse wetgever zijn beoordelingsmarge, aldus de AG. “De beperking in de fiscale eenheid tot enkel ondernemers is niet ingegeven door misbruik of fraude. Daarmee is de btw-richtlijn niet goed omgezet in de Nederlandse wetgeving”, vindt ook Blom.
Wetgever aan zet
De wetgever is nu aan zet om een aanpassing te doen van de fiscale eenheidsregels in de omzetbelasting. “De wetgever zal met een uitbreiding met niet-ondernemers de fiscale eenheid goed moeten neerzetten in de wet”, aldus Blom. “En het zou de rechtszekerheid ten goede komen als de wetgever die aangelegenheid ook aangrijpt om duidelijke criteria te benoemen voor de financiële, organisatorische en economische verwevenheid.”
Bron: Taxlive
Geef een reactie