De Hoge Raad heeft een rechtszaak over donaties van een accountants- en fiscaal advieskantoor aan een stichting terugverwezen naar het gerechtshof. Het advieskantoor wil de donaties terug omdat het verkeerd is ingelicht over het eigendom van een stuk grond.
Het accountants- en fiscaal advieskantoor had familiebanden met een stichting die zich inzet voor de cultuur en traditie van Hindoes in Nederland, met name in de regio Almere. Onderdeel daarvan is het bouwen van een Hindoestaanse tempel, waarvoor in 2011 grond wordt aangekocht.
Grond blijkt van oom
Het advieskantoor doet in 2012 en 2013 een aantal donaties ter grootte van in totaal ruim € 26.000. De betrokken werknemer van het advieskantoor is tevens penningmeester van de stichting, waar ook zijn oom een plaats heeft in het bestuur. Maar tussen neef en oom botert het niet meer in 2014; de grond van de tempel blijkt namelijk geen eigendom van de stichting, maar privébezit van de oom. De neef geeft zijn penningmeesterschap op. Die maand heeft hij nog wel namens zijn bedrijf een verzoek gedaan om twee facturen op te maken voor gezamenlijk € 23.500. Dat bedrag is al aan de stichting betaald.
Dwaling
Het advieskantoor wil de betaalde donaties terug van de stichting. Die zouden niet zijn betaald als het bedrijf geweten had dat de grond waarop de tempel zou worden gebouwd, niet door de stichting, maar door de oom in eigendom was verkregen. Er is sprake van dwaling, betoogt het bedrijf voor de rechter. Maar die vindt dat niet en wijst de eis af.
Het gerechtshof wijst de vordering later wél toe: het is niet zeker dat de neef ten tijde van de schenkingen al wist dat zijn oom eigenaar was van de grond. En als dat zo zou zijn geweest, zou de neef niet kunnen gelden als vertegenwoordiger van het adviesbedrijf. Hij was daar namelijk op zzp-basis werkzaam. ‘Het hof is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden niet kan worden geoordeeld dat de wetenschap van [de neef] in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als wetenschap van [het advieskantoor].’ Dat wist niet van de werkelijke situatie, aldus het hof, en daarom is er sprake van dwaling. ‘Het hof acht het aannemelijk dat [verweerster] de donaties bij een juiste voorstelling van zaken niet aan de stichting zou hebben gedaan.’
Schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid
De stichting gaat in cassatie. Die heeft namelijk een beroep gedaan op de schijn van bevoegdheid van de neef om het kantoor te vertegenwoordigen. Daar is het hof aan voorbij gegaan. Zo stond de neef als managing partner te boek, wat de schijn wekte dat hij het kantoor wel degelijk vertegenwoordigde. In een specifieke e-mail heeft de neef ook gesproken over ‘mijn bedrijf’.
Wel gehandeld als vertegenwoordiger
Voor die argumenten is de Hoge Raad gevoelig. ‘De stellingen komen erop neer dat [de neef] heeft gehandeld als vertegenwoordiger van [het kantoor] en dat de stichting in de gegeven omstandigheden heeft mogen vertrouwen op zijn bevoegdheid daartoe.’ Zo voert de stichting onder meer aan dat de zwager van de neef statutair directeur en enig aandeelhouder van het bedrijf was om de overtreding van een relatiebeding door de neef te maskeren, want de neef bepaalt de feitelijke gang van zaken. ‘Deze stellingen van de stichting kunnen rechtvaardigen dat de wetenschap van [de neef] dat niet de Stichting maar [de oom] eigenaar was van de grond waarop de tempel zou worden gebouwd, in het maatschappelijke verkeer heeft te gelden als wetenschap van [het kantoor]. Het hof had deze stellingen derhalve in zijn motivering moeten betrekken.’ Tot slot had het hof het aanbod van de stichting om de geponeerde stellingen te bewijzen. niet naast zich mogen neerleggen.
De Hoge Raad verwijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Bosch voor verdere behandeling.
Geef een reactie