Een RA die accountantswerkzaamheden verrichtte voor een agrarisch concern waarvan de vennoten (een man en zijn ouders, broer en zus) onderling fikse onenigheid kregen werd vervolgens zelf door de zoon onder vuur genomen bij de Accountantskamer. De klachten van de zoon over de RA werden deze week door de tuchtrechter echter in alle onderdelen ongegrond verklaard.
Uitspraak: 18-606 RA
De ouders van de man waren de grondleggers van het agrarische concern. De man had zijn eigen holdingvennootschap, zijn ouders en broer en zus (de laatste twee samen) ook. De drie holdingvennootschappen van de familieleden hadden elk een derde van de aandelen in de overkoepelende holding van het agrarische concern.
Conflict familie
Tijdens een herstructureringsproces van het concern in 2015 ontstaat echter een conflict tussen de man aan de ene kant en zijn ouders, broer en zus aan de andere kant. Bij aandeelhoudersbesluit wordt de zoon vervolgens zelfs ontslagen als (middellijk) bestuurder van de overkoepelende holding. Op 12 september 2016 is hij als bestuurder bij de Kamer van Koophandel uitgeschreven. De man en zijn familie raken vervolgens in verschillende civiele procedures met elkaar verwikkeld. Bij de rechtbank Oost-Brabant loopt een zaak over splitsing en verdeling van het concern van de familie.
Opdracht jaarrekening
De RA werkt bij een accountantskantoor dat begin 2018 een opdracht aanneemt tot het samenstellen van de geconsolideerde jaarrekening 2017 van de overkoepelende holding van het agrarische concern. Ook wordt de RA/het accountantskantoor gevraagd om te bekijken of de doorgevoerde herstructurering correct is verwerkt in de intern opgestelde cijfers van de diverse vennootschappen over het jaar 2015. De RA komt er echter al snel achter daar (nog) geen afdoende inzicht in te krijgen is omdat er gegevens ontbreken. Het lukt de RA ondanks verschillende pogingen niet om via de ruziënde familielieden aan de benodigde informatie te komen.
Werkzaamheden stilgelegd
De zoon stelt zich vervolgens op het standpunt dat de RA de opdracht nooit kon en mocht accepteren en dreigt met een tuchtprocedure. De RA stelt dat de aanhangig gemaakte tuchtprocedure een wezenlijk obstakel is voor de uitvoering van de werkzaamheden die nodig zijn om de jaarrekeningen op te stellen en dat de klacht van tafel moet. De rechter draagt de zoon op om de ontbrekende gegevens te leveren die nodig zijn voor de accountantswerkzaamheden, maar kort daarna laat de RA de directie van de holding weten de uitvoering van de opdracht voorlopig stil te leggen. ‘Wij hebben reeds meermaals aangegeven dat een correcte, uit de herstructurering voortvloeiende, openingsbalans een voorwaarde is om te kunnen komen tot correcte geconsolideerde cijfers 2017 van [B] Holding B.V. over de jaren na de herstructurering. Zoals het er nu naar uitziet is op korte termijn geen duidelijkheid dienaangaande te verwachten en kunnen wij daardoor onze opdracht vooralsnog niet op een rationele manier voortzetten.’
Tuchtklacht
De zoon zet de tuchtklacht tegen de RA door en verwijt hem onder andere:
- betrokkene had de samenstellingsopdracht van 26 januari 2018 van de Holding niet mogen aanvaarden, deze niet ongewijzigd mogen voortzetten en had de opdracht terug moeten geven;
- betrokkene heeft gehandeld en handelt in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit en het in de VGBA opgenomen conceptueel raamwerk;
Oordeel
Bij de Accountantskamer blijft van de klachten van de zoon tegen de RA niets over, de tuchtrechter verklaart alle onderdelen ongegrond.
‘Gelet op het bepaalde in Standaard 4410 van de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (NV COS) ondersteunt een accountant bij de uitvoering van een samenstellingsopdracht het management bij het opstellen en presenteren van historische financiële informatie van de entiteit op basis van informatie die door het management wordt verschaft’, spreekt de tuchtrechter in de uitspraak uit. ‘Hij aanvaardt de opdracht niet als opdrachtvoorwaarden niet zijn overeengekomen. Hij dient bij het management van de entiteit aanvullende informatie te vragen of nader onderzoek in te stellen indien hij zich er gedurende de opdracht van bewust wordt dat informatie niet compleet, niet nauwkeurig of anderszins onbevredigend is en hij dient een samenstellingsopdracht terug te geven indien het management informatie niet verstrekt of weigert dan wel niet toestaat om voorgestelde aanpassingen aan de historische informatie aan te brengen. Verder geldt dat geen (beroeps)regel zich verzet tegen het uitvoeren van een samenstelopdracht voor een controleplichtige vennootschap. Bezien tegen deze achtergrond hoefde betrokkene in de door klagers genoemde argumenten, wat van de juistheid daarvan ook zij, niet bij voorbaat aanleiding te zien om de opdracht niet te aanvaarden, niet voort te zetten of terug te geven. Deze noopten hem daarentegen om bij de uitvoering van de opdracht, zoals hij heeft gedaan, noodzakelijk geachte gegevens op te vragen en zo nodig nader onderzoek te verrichten. Klachtonderdeel a. is dan ook ongegrond.’
Klachtonderdeel b faalt eveneens:
‘Klagers hebben niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene hiermee een opdracht heeft aanvaard van of is opgetreden als accountant van [C] en/of [D] in privé. Uit de opdrachtbevestiging van 26 januari 2018 blijkt dat de samenstellingsopdracht van die datum voor de jaarrekening 2017 door de Holding is verstrekt, zij het dat deze namens de Holding door [C] en [D] als middellijk bestuurders voor accoord is getekend. Weliswaar is de brief van 9 maart 2018 gericht aan [C] en [D] en niet aan de Holding, maar nu deze brief als onderwerp heeft “opdracht tot samenstellen geconsolideerde jaarrekening 2017” en in die brief verwezen wordt naar de opdracht van 26 januari 2018, dient het ervoor te worden gehouden dat zowel de opdracht tot het samenstellen van de geconsolideerde jaarrekening 2017 als het verzoek om te bekijken of de doorgevoerde herstructurering correct is verwerkt in de intern opgestelde cijfers van de diverse vennootschappen over het jaar 2015 van het bestuur van de Holding en niet van [C] en [D] in privé afkomstig zijn. Verder blijkt niet dat deze opdracht mede het verrichten van (voorbereidende) werkzaamheden voor de splitsing of voor de persoonlijke holdings van [C] en [D] omvat, maar enkel dat bij de comparitie van 6 maart 2018 is afgesproken dat (onder meer) de jaarrekening 2017 ten grondslag zou worden gelegd aan een door een deskundige op te stellen vermogensopstelling. Tot slot blijkt dat [C], [D] en [X2] op genoemde comparitie gezamenlijk afgesproken hebben dat de jaarrekeningen 2015, 2016 en 2017 van het concern zouden worden opgesteld door [A] en wordt in deze brief vastgesteld dat daarvoor aan deze nog nadere informatie moet worden verstrekt. Daarbij komt dat als onweersproken vaststaat dat betrokkene al in een vroegtijdig stadium aan het bestuur van de Holding heeft meegedeeld dat de bespreking van de jaarrekening met alle belanghebbenden, dus ook met [X2], zou plaatsvinden en dat betrokkene na de zitting van 6 maart 2018 uitgebreid heeft gecorrespondeerd met [X2] en/of zijn advocaat. Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft betrokkene door aldus te handelen voldoende maatregelen genomen om te voorkomen dat hij in zijn oordeel ongepast zou worden beïnvloed.’
Geef een reactie