Een ondernemer heeft bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant succes in een zaak over de aftrekbaarheid van de BTW-correctie vanwege het privégebruik van zijn auto van de zaak. Uit de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 16 december 1973 (ECLI:NL:GHSGR:1974:AX4090, BNB 1975/207) volgt dat wegens de bijtelling voor privégebruik van de auto verschuldigde omzetbelasting ten laste van de winst uit onderneming komt, spreekt de rechter uit.
De ondernemer is maat in een openbare maatschap. Tot het buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen van de ondernemer behoort een personenauto van het merk Renault. In zijn aangifte IB/PVV 2015 is de bijtelling in verband met het privégebruik van de auto verwerkt als privé-onttrekking.
Bij de rechtbank is tussen de ondernemer en de fiscus in geschil of de ondernemer de ter zake van het privégebruik auto verschuldigde omzetbelasting terecht ten laste van zijn winst uit onderneming heeft gebracht. De ondernemer beroept zich onder meer op het vertrouwensbeginsel en wijst daarbij op een brief van de staatssecretaris van Financiën van 17 januari 1975, no. B75/176.
Naar het oordeel van de rechtbank is in de brief het in rechte te beschermen vertrouwen gewekt dat de ondernemer de voor privégebruik auto verschuldigde omzetbelasting ten laste van de winst uit onderneming kan brengen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de staatssecretaris van Financiën in de brief heeft aangegeven zich ermee te kunnen verenigen dat de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag met betrekking tot het privégebruik van een personenauto tot richtsnoer wordt genomen en dat deze toezegging tot op heden niet is ingetrokken. De uitspraak van Hof Den Haag brengt mee dat met de toepassing van de bijtelling voor privégebruik van de auto op basis van artikel 3.20 van de Wet IB 2001 volledig rekening is gehouden met de onttrekking wegens privégebruik.
Het nadrukkelijke gevolg daarvan is, volgens diezelfde uitspraak, dat wegens de bijtelling voor privégebruik van de auto verschuldigde omzetbelasting ten laste van de winst uit onderneming komt. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de omstandigheid dat de omzetbelastingwetgeving in de loop der tijd is gewijzigd, aan het beroep van de ondernemer op het vertrouwensbeginsel geen afbreuk doet. Zowel indien men de omzetbelasting betreffende het privégebruik van de auto als een correctie op de vooraftrek van omzetbelasting beschouwt, als indien men die omzetbelasting als door de ondernemer verschuldigde omzetbelasting ter zake van een (interne) dienst aanmerkt, moet de vraag naar de aftrekbaarheid van die omzetbelasting voor de winstberekening in de inkomstenbelasting op dezelfde wijze worden beantwoord.
Geef een reactie