Een klant die het niet zo nauw neemt met de uitbetaling van toeslaguren aan werknemers, wat moet je daarmee als accountant? In elk geval niet lange tijd je werkzaamheden voortzetten alsof er niks aan de hand is, zoals een AA deed bij een uitzendbureau dat (vooral Poolse) werknemers in de tuinbouw liet werken.
Pas in maart 2018 besloot de accountant om de in 2010 aangenomen opdracht voor het verrichten van diverse werkzaamheden terug te geven. Het valt de AA te verwijten dat hij dit niet eerder heeft gedaan, oordeelt de Accountantskamer. Daarbij schoot hij namelijk tekort in het waarborgen dat hij niet in verband wordt gebracht met niet-integer handelen van derden. Ook verwijt de tuchtrechter het de AA dat hij onvoldoende gewaarborgd heeft dat onder zijn verantwoordelijkheid werkende medewerkers inzicht verschaften in hoe het honorarium voor de onder zijn verantwoordelijkheid verrichte diensten was bepaald. Daardoor heeft hij gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van integriteit en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Uitspraak: 19-2048 ANONIEM AA
Faillissement uitzendbureau
Het uitzendbureau ten behoeve van de tuinbouw hield zich bezig met de werving en levering van (vooral Poolse) werknemers aan inlenende tuindersbedrijven. Het bedrijf ging echter op een bepaald moment failliet. De voormalig bestuurder spande daarna de tuchtzaak tegen de AA aan, omdat het accountantskantoor waar de AA werkt en de AA zelf volgens hem verantwoordelijk zijn voor het faillissement van zijn bedrijf.
Opdracht
De AA had op 26 november 2010 een opdracht aanvaard voor het samenstellen van de jaarrekening 2009 van het uitzendbureau. De AA stelde ook de daaropvolgende jaren de jaarrekening voor het uitzendbureau op. Vanuit het accountantskantoor waar hij in dienst is werden daarnaast, onder verantwoordelijkheid van de AA, ook andere werkzaamheden verricht voor het uitzendbureau, waaronder het verzorgen van de loonadministratie en fiscale werkzaamheden.
Controles
In 2015 en in 2016 werden controles uitgevoerd bij het uitzendbureau door de Inspectie SZW, de Belastingdienst en de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU), een door werkgevers- en werknemersorganisaties in de uitzendbranche opgerichte stichting die toezicht houdt op de naleving van CAO-bepalingen binnen de uitzendbranche. Daarbij bleek van alles mis te zijn bij het uitzendbureau. Door de Inspectie SZW werd een overtreding van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag geconstateerd.
Ook werd door de Belastingdienst bij het accountantskantoor onderzoek verricht naar de aangiften over de jaren 2012 tot en met 2015. Daarna werden een naheffing en boetes opgelegd aan het uitzendbureau. Bovendien schreef SNCU op 14 november 2016 het uitzendbureau aan in verband met de naleving van de cao voor uitzendkrachten. Het uitzendbureau bleek niet te zijn aangemeld bij het pensioenfonds voor uitzendkrachten en bij het fonds voor de glastuinbouw, waardoor geen premies waren opgenomen in de loonadministratie. Voor het uitzendbureau leidde dit tot een nabetalingsverplichting van ruim € 70.000 geleid.
Opdracht teruggeven
Op 27 maart 2018 gaf het accountantskantoor uiteindelijk de opdracht voor het verrichten van diverse werkzaamheden terug. Na de beëindiging van de werkzaamheden werd door het accountantskantoor een procedure begonnen tegen het uitzendbureau in verband met de betaling van openstaande facturen. Bij verstekvonnis van de rechtbank werden het uitzendbureau en haar bestuurder veroordeeld tot betaling van € 24.105,17. Het uitzendbureau ging failliet en in het faillissementsverslag werd vermeld dat de oorzaak van het faillissement volgens de bestuurder zou liggen in een onjuiste wijze van administratievoering door de voormalig accountant waardoor het bedrijf werd geconfronteerd met (naheffings)aanslagen vanuit de Belastingdienst en het pensioenfonds. Het uitzendbureau was niet in staat om die bedragen te voldoen.
Tuchtklacht
Bij de Accountantskamer verweet de voormalig bestuurder de AA:
a. de onder verantwoordelijkheid van betrokkene verrichte werkzaamheden in het kader van loondministratie [BV1] zijn niet op zorgvuldige en vakbewame wijze verricht en betrokkene is tekortgeschoten in zijn verplichting om klager tijdens de controles door de Inspectie SZW, Belastingdienst en SNCU te informeren en te begeleiden;
b. betrokkene heeft de opdracht op 27 maart 2018 zonder redelijke opzegtermijn teruggegeven;
c. betrokkene is tekortgeschoten in zijn zorgplicht ten opzichte van [BV1] en klager;
d. betrokkene is tekortgeschoten in het verschaffen van duidelijkheid over de onder zijn verantwoordelijkheid verrichte werkzaamheden en over de in verband daarmee opgestelde facturen.
Beoordeling rol bij toeslaguren
Een deel van de klachten wordt door de Accountantskamer niet-ontvankelijk verklaard, voor zover ze betrekking hebben op gedragingen die hebben plaatsgevonden voor 1 januari 2016. De klacht wordt voor het overige deels gegrond, deels ongegrond verklaard. De Accountantskamer is van oordeel dat door het niet betalen van toeslaguren aan werknemers door het uitzendbureau sprake was van een situatie waarbij de AA in verband kon worden gebracht met het niet-integere handelen van het uitzendbureau. Op grond van het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van de VGBA lag het op de weg van de AA om een maatregel te nemen gericht op het beëindigen van dit niet-integere handelen. Zoals door de AA is toegelicht, is het uitzendbureau er door onder verantwoordelijkheid van de AA werkzame medewerkers van het accountantskantoor meermaals gedurende een periode van minstens één jaar op gewezen dat meer gegevens moesten worden aangeleverd over de daadwerkelijk gewerkte uren van werknemers van het uitzendbureau. Er was echter geen sprake van verbetering aan de kant van het uitzendbureau en na te betalen bedragen werden niet nabetaald. Desondanks is het accountantskantoor tot maart 2018 werkzaamheden in het kader van de loonadministratie blijven verrichten voor het uitzendbureau. De Accountantskamer is van oordeel dat de AA, door ondanks het achterwege blijven van verbeteringen gedurende langere tijd werkzaamheden te blijven verrichten voor het uitzendbureau c.q. door onder zijn verantwoordelijkheid werkzame medewerkers deze werkzaamheden te laten blijven verrichten, heeft gedoogd dat voorschriften met betrekking tot de loonbetaling door het uitzendbureau niet werden nageleefd. De AA had onder deze omstandigheden eerder dan eerst in maart 2018 moeten besluiten om de opdracht voor het verrichten van diverse werkzaamheden terug te geven. Het valt hem te verwijten dat hij dit niet eerder heeft gedaan.
Inzicht in honorarium
Ook op een ander onderdeel is de AA tekort geschoten, oordeelt de tuchtrechter. De voormalig bestuurder had namelijk verzocht om een urenverantwoording voor de vanuit het accountantskantoor verrichte werkzaamheden voor het uitzendbureau. De Accountantskamer is van oordeel dat het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid met zich brengt dat een accountant in staat en bereid moet zijn om inzicht te verschaffen in hoe het honorarium voor de door hem en/of onder zijn verantwoordelijkheid verrichte werkzaamheden is bepaald. Indien, zoals bij deze opdracht, gefactureerd wordt op uurbasis, dient ter beantwoording van de vraag hoe het honorarium van de accountant is bepaald op verzoek van de cliënt inzichtelijk te worden gemaakt wie wanneer werkzaamheden heeft verricht. Een zeer algemene toelichting, zoals gegeven in de een e-mail van een relatiebeheerder van het accountantskantoor, volstaat in dit verband niet. De Accountantskamer is van oordeel dat de AA door ondanks een daartoe strekkend verzoek van de bestuurder van het uitzendbureau geen inzicht te verschaffen in hoe het honorarium voor de door hem en/of onder zijn verantwoordelijkheid verrichte werkzaamheden is bepaald, gehandeld heeft in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Klachtonderdeel d is dan ook gegrond.
Waarschuwing
Al met al vindt de tuchtrechter een waarschuwing passend. ‘Daarbij heeft de Accountantskamer er mede op gelet dat betrokkene tekortgeschoten is in het waarborgen dat hij niet in verband wordt gebracht met niet-integer handelen van derden en dat hij onvoldoende gewaarborgd heeft dat onder zijn verantwoordelijkheid werkende medewerkers inzicht verschaften in hoe het honorarium voor de onder zijn verantwoordelijkheid verrichte diensten is bepaald. Daardoor heeft betrokkene gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van integriteit en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Anderzijds is meegewogen dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld en dat betrokkene niet zelf is tekortgeschoten, maar dat hij is tekortgeschoten in het waarborgen dat onder zijn (vaktechnische) verantwoordelijkheid werkzame medewerkers in overeenstemming met de voor betrokkene geldende fundamentele beginselen handelen.’
Elke accountant dient te allen tijde, net als een andere (fiscaal) dienstverlener, kennis te dragen van alles wat bij een klant gebeurt of gebeurd is. Als dat niet in overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving dan dient deze omissie akkuut te worden hersteld, zo niet dan wordt het tijd om te gaan denken over het afscheid. Belangrijk is het (h)erkennen van je grenzen. Salarisadministratie is, misschien wel met dank aan alle vereenvoudigingen, geëvolueerd tot een buitengewoon complexe wetenschap. Omdat, in deze situatie, het financiële belang erg groot is, is het risico op onjuist, onvolledig en ontijdig, of oneigenlijk gebruik voor de hand liggend. Een signaal dat kennelijk gemist is.