De vergrijpboetes die de Belastingdienst oplegde aan een houtgroothandel voor het niet voldoen aan de suppletieverplichting zijn aan de schuld van de ondernemer zelf te wijten en niet aan diens boekhouder, heeft de rechtbank Gelderland geoordeeld. De boekhouder had in een e-mail duidelijk gemaakt dat er meer dan € 200.000 te weinig omzetbelasting was betaald. Door vervolgens geen suppletieaangifte te doen heeft de groothandel volgens de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat te weinig omzetbelasting zou worden geheven. De groothandel had juist naar de boekhouder gewezen als schuldige voor de te lage btw-aangiften, maar daar denkt de rechtbank heel anders over.
Uitspraak: ECLI:NL:RBGEL:2021:1349
Stelselmatig te lage aangiften omzetbelasting
De groothandel wordt door twee vennoten gerund via een in 2011 opgerichte vof. In een e-mail liet hun boekhouder de twee op 28 maart 2017 weten:
“Op basis van de (concept) jaargegevens over de boekjaren 2014 en 2015 is gebleken dat stelselmatig te lage aangiften omzetbelasting zijn gedaan. De door mij ingediende aangiften omzetbelasting ten name van de V.o.f. zijn daarbij steeds gebaseerd op telefonische informatie welke via een kort bericht zijn doorgegeven. Ik had daarbij niet de indruk dat (bewust) stelselmatig te lage bedragen werden doorgegeven. Consequentie hiervan is dat de omzetbelastingschuld per eind 2015 hoger is dan € 200.000 op basis van de aan mij ter beschikking gestelde gegevens.”
Suppletieaangiften
Over het jaar 2013 werd door de groothandel vervolgens een suppletie omzetbelasting ingediend, maar over de jaren 2014, 2015 en 2016 niet. Op 24 juli 2018 werd uiteindelijk door de fiscus over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2016 aan de vof een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 274.928 (de naheffingsaanslag) opgelegd. Daarnaast is een verzuimboete opgelegd van € 15.547 en een beschikking belastingrente van € 28.161. Ook werden vergrijpboetes opgelegd van € 17.757, € 29.779 en € 10.551.
Vergrijpboetes
Bij de rechtbank Gelderland draaide het vervolgens om de vergrijpboetes. Daar was onder andere de vraag of de groothandel opzettelijk of grofschuldig niet had voldaan aan haar suppletieverplichting op basis van artikel 10a AWR en artikel 15 van het UBOB.
De kern van het bewijs van de fiscus voor (voorwaardelijk) opzet berust op de e-mail van de boekhouder van 28 maart 2017. Duidelijk is dat de groothandel deze e-mail heeft ontvangen, want zij heeft erop gereageerd. Ook is duidelijk dat zij vervolgens geen suppleties heeft ingediend. Daarmee heeft het bedrijf bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat te weinig omzetbelasting zou worden geheven, oordeelt de rechtbank.
Niet aannemelijk is dat de groothandel niet wist dat zij de te weinig betaalde omzetbelasting moest suppleren. Ondernemers plegen heel goed te weten dat zij alle te betalen omzetbelasting die uit hun administratie volgt, moeten aangeven en betalen, spreekt de rechtbank uit. Het doen van suppletieaangiften na het opmaken van de jaarstukken is daarbij heel gewoon, zowel om bij te betalen, als om omzetbelasting terug te vragen.
De omstandigheid dat de groothandel twijfelde of de bevindingen van de boekhouder juist waren, maakt niet dat voorwaardelijk opzet ontbreekt. De groothandel had in dat geval bezwaar kunnen maken tegen de naheffingsaanslag die zou zijn gevolgd op de suppletieaangifte, zodat in een later stadium het bedrag nog zou kunnen worden aangepast. Ook had het bedrijf contact kunnen zoeken met de fiscus om overleg te plegen over hoe zij de suppletie het beste kon aanpakken, maar ook dat heeft zij niet gedaan.
De vraag of de groothandel nu wel of niet alle informatie over de administratie voorafgaand aan de aangiftes omzetbelasting aan de boekhouder heeft gegeven, is voor de beoordeling niet doorslaggevend en kan dus onbeantwoord blijven. Het niet met een suppletie reageren op de e-mail van de boekhouder van 28 maart 2017 is voldoende voor het bewijs van voorwaardelijk opzet, ook als het juist zou zijn dat de groothandel hem alle juiste informatie tijdig had gegeven en hij foute aangiftes heeft gedaan zonder dat de groothandel dit heeft gemerkt.
Grove schuld
Voor het niet suppleren over het jaar 2016 geldt dat de fiscus grove schuld heeft gesteld, met als argument dat de groothandel had moeten begrijpen dat ook voor 2016 te lage aangiftes omzetbelasting waren gedaan, mede omdat de boekhouder ook toen alleen de totaalbedragen van de aan te geven omzetbelasting door kreeg van de groothandel. Het bedrijf heeft aangevoerd dat zij wel degelijk alle informatie aan de boekhouder heeft gegeven en dat het zijn fout was dat voor een te laag bedrag aangifte is gedaan.
De rechtbank acht grove schuld voor 2016 aannemelijk en laat daarbij in het midden of de groothandel in 2016 alle informatie aan de boekhouder heeft gegeven. De groothandel had namelijk moeten zien dat de bedragen aan af te dragen omzetbelasting die uit haar administratie voortvloeiden, ook in 2016 veel hoger waren dan de daadwerkelijk aangegeven en betaalde bedragen. De groothandel had dit in elk geval moeten opmerken omdat zij er door de e-mail van de boekhouder van 28 maart 2017 over de te weinig betaalde bedragen over 2014 en 2015 op bedacht had moeten zijn dat voor 2016 hetzelfde zou kunnen gelden. Die e-mail had dus aanleiding moeten zijn om onderzoek te doen in de administratie van 2016 en om het te weinig betaalde bedrag via een suppletieaangifte alsnog te voldoen. De boete over 2016 is dus terecht opgelegd.
De boetes worden uiteindelijk om verschillende andere redenen wel gematigd.
Geef een reactie