De voorzieningenrechter komt niet tegemoet aan het verzoek van een partner bij de adviestak van EY. De partner wilde met een kort geding tegen EY aan stukken komen, nadat het accountantskantoor de partnershipovereenkomst met hem per 1 juli 2021 had opgezegd. De voorzieningenrechter verklaart zich echter onbevoegd, aangezien de partijen zijn gebonden aan het arbitragebeding dat in de overeenkomst is opgenomen.
Uitspraak: ECLI:NL:RBROT:2021:4372
De EY’er is op 1 april 2014 via zijn persoonlijke vennootschap toegetreden als partner tot Ernst & Young Accountants LLP en Ernst & Young Nederland LLP (EY NL). Met ingang van 1 april 2019 is de samenwerking van Ernst & Young Accountants LLP voorgezet door EY Advisory Netherlands (EYAN). Hiertoe hebben de partner, diens vennootschap en EYAN op 1 april 2019 een overeenkomst met de naam AN Admission Agreement (Partnershipovereenkomst) gesloten. Hierbij is de bestaande overeenkomst met EY NL ongewijzigd gebleven. Het winstaandeel dat de persoonlijke vennootschap ontvangt, wordt betaald door EY NL.
Kort geding
EYAN heeft de partnershipovereenkomst met de EY’er opgezegd tegen 1 juli 2021. In die overeenkomst was onder meer overeengekomen dat op geschillen verbonden aan de partnershipovereenkomst het arbitragebeding van toepassing is, zoals dat is opgenomen in de ‘Fundamental Rules of EY Advisory Netherlands LLP.’ De partner spande een kort geding aan tegen EY om aan bepaalde stukken te komen en voerde aan dat hij belang heeft bij de gevorderde bescheiden om zijn rechtspositie te bepalen in verband met de opzegging en een eventuele schadevergoeding. Hij deed hierbij een beroep gedaan op artikel 843a Rv en de bepalingen van de AVG.
Rechter bevoegd?
Voordat er door de rechter een inhoudelijk oordeel gegeven zou kunnen worden moest echter eerst worden bepaald of de voorzieningenrechter zich op grond van het arbitragebeding onbevoegd moet verklaren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit het geval. In de partnershipovereenkomst hebben partijen namelijk ingestemd met de toepasselijkheid van de AN-Rules, inclusief latere afspraken en regelingen. In artikel 7 van die overeenkomst is expliciet verwezen naar (de voorzieningenrechter begrijpt een voorloper van) artikel 25 van The Fundamental Rules met daarin het arbitragebeding. De EY’er is daarom in beginsel gebonden aan het arbitragebeding, oordeelt de rechter. Diens verweer dat het niet de bedoeling kan zijn geweest om ook in de verhouding tussen hem en EYAN een arbitragebeding op te nemen, is zonder nadere toelichting – die hij niet heeft gegeven – onbegrijpelijk. Daarmee valt niet in te zien dat (extensieve) uitleg van de partnershipovereenkomst leidt tot het buiten toepassing laten van het arbitragebeding.
Arbitragebeding niet onredelijk bezwarend
Uitgangspunt is daarom dat de EY’er gebonden is aan het arbitragebeding. Hij heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het arbitragebeding onredelijk bezwarend is en dat het daarom (alsnog) buiten toepassing gelaten moet worden, oordeelt de rechter. Zo heeft hij geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit volgt dat de aan arbitrage verbonden kosten voor hem een onoverkomelijke drempel opleveren. Zijn stelling dat hij met ingang van 1 juli 2021 zonder inkomsten komt te zitten, is hiertoe onvoldoende. In dit verband heeft EYAN overigens verklaard dat de EY’er op grond van the Fundamental Rules een jaarsalaris meekrijgt.
In het kort geding moet het er dus voor gehouden worden dat de EY’er gebonden is aan het arbitragebeding, is het eindoordeel van de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter verklaart zich daarom onbevoegd.
Geef een reactie