Begin 2021 is de wetswijziging Vereenvoudiging bekostiging PO (primair onderwijs) doorgevoerd. Die bekostiging wijzigt van schooljaar naar kalenderjaar. Dit heeft gevolgen voor de verslaggeving. Minister Slob vreest ‘ongewenst gedrag’ van schoolbesturen ten aanzien van het eigen vermogen. De RJ reageert.
Door de wijziging van schooljaar naar kalenderjaar treedt er onder meer een probleem op met verslaggevingsgrondslag RJ 660.202. Het ministerie heeft voorgesteld om het voor onderwijsinstellingen in het PO mogelijk te maken gedurende een overgangsperiode van 5 jaren een vordering op de balans te verantwoorden (een vergelijkbare vordering als heden die in 5 jaren wordt afgebouwd). Hierdoor zouden onderwijsinstellingen in het PO meer tijd krijgen om deze vordering zorgvuldig af te bouwen.
De RJ merkt in de eerste plaats op dat deze problematiek voortkomt uit het feit dat sprake is van verschillende verslaggevingsstelsels tussen het ministerie van OCW (kas-verplichtingenstelsel) en de onderwijsinstellingen (baten-lastenstelsel). Op basis van RJ 660.202 dienen onderwijsinstellingen in het PO, om recht te doen aan het baten-lastenstelsel, de rijksbijdrage van het ministerie van OCW die wordt toegekend voor een schooljaar, toe te rekenen aan het verslagjaar van de onderwijsinstelling dat gelijk is aan het kalenderjaar. Als gevolg van afwijkende kasstromen in vergelijking met deze toerekening zorgt dit ervoor dat een onderwijsinstelling momenteel per balansdatum een vordering op de balans verantwoord op het ministerie van OCW.
In de overgang naar kalenderjaarbekostiging zal het ministerie van OCW de periode 1 augustus 2022 tot en met 31 december 2022 separaat gaan bekostigen om vervolgens voor geheel 2023 kalenderjaarbekostiging toe te passen. Deze wetswijziging heeft geen effect op de omvang van de door de onderwijsinstelling te ontvangen bekostiging aangezien de wijziging over het geheel gezien door het ministerie budgetneutraal zal worden uitgevoerd. De kasstromen uit hoofde van rijksbijdrage blijven gelijk. Aangezien onderwijsinstellingen op basis van RJ 660.202 het baten-lastenstelsel in de jaarrekening toepassen heeft dit voor hen echter wel gevolgen, zo schrijft de RJ. De te verantwoorden baten (rijksbijdrage) zal hierdoor in de laatste vijf maanden van boekjaar 2022 eenmalig dalen, waardoor bij gelijkblijvende kosten er voor besturen een negatieve impact op het resultaat ontstaat en het eigen vermogen hierdoor gaat dalen.
Minister Slob onderkent dat deze daling van het eigen vermogen mogelijk tot ongewenst gedrag kan leiden van schoolbesturen, bijvoorbeeld doordat zij (zonder inhoudelijke aanleiding) middels bezuinigingen op het onderwijs het eigen vermogen zouden kunnen proberen te sturen. Tevens geeft de minister aan dat daarnaast ook speelt het lopende traject van de aan te passen wijze waarop door schoolbesturen de voorziening voor groot onderhoud moet worden opgebouwd en de mogelijke impact op het eigen vermogen.
De RJ stelt vast dat er gezien de juridische en economische realiteit geen sprake is van een vordering op het ministerie van OCW per 31 december 2022. De Raad ziet dan ook geen grondslag voor onderwijsinstellingen in het PO om een niet-bestaande vordering per 31 december 2022 in de jaarrekening te verantwoorden en af te bouwen in 5 jaar. Slob heeft eerder gewezen op de vereenvoudiging van de bekostiging in het voortgezet onderwijs (VO). De afbouw van een dergelijke vordering is daar reeds opgenomen in een specifieke regeling en in de richtlijn voor jaarverslaggeving (RJ 660.201). De RJ is het niet met de minister eens dat het voor een onderwijsinstelling in het VO mogelijk is deze vordering op het ministerie van OCW af te bouwen. Onderwijsinstellingen in het VO hebben de keuze tussen of het opnemen van de vordering of het toelichten als een niet in de balans opgenomen actief. Van het afbouwen van een vordering is echter geen sprake. Belangrijk om te vermelden is dat de (oorspronkelijke) regeling op basis waarvan onderwijsinstellingen in het VO een vordering op het ministerie van OCW mogen opnemen nog dateert van vóór de invoering van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (Rjo) en daarbij ook van vóór de totstandkoming van RJ 660. Bij de totstandkoming van RJ 660 was derhalve sprake van reeds bestaande regelgeving waardoor het voor onderwijsinstellingen in het VO wel mogelijk is deze vordering op te nemen.
Geen grondslag
Resumerend ziet de RJ op basis van de wijzigingen in de bekostiging voor het PO geen grondslag voor het opnemen van een vordering op het ministerie van OCW in de jaarrekening van onderwijsinstellingen en deze vervolgens af te bouwen. Wel kunnen onderwijsinstellingen in hun bestuursverslag de wijzigingen in het bekostigingsstelsel en de effecten daarvan additioneel kwalitatief en kwantitatief toelichten.
Geef een reactie