Een ex-schoonzoon van een voormalig RA heeft vergeefs geklaagd bij de Accountantskamer. Die beoordeelt de klacht over het onder druk tekenen van een echtscheidingsconvenant waarbij hij het grootste deel van de gezamenlijke schuld op zich neemt niet, omdat de zaak inmiddels is verjaard.
De dochter van de voormalig RA trouwde begin 2014, maar krap anderhalf jaar later liep de relatie stuk. Onder leiding van een mediator is een echtscheidingsconvenant opgesteld. In het kader van de scheiding worden twee overeenkomsten van geldlening ondertekend. De ene lening is een in 2008 door de RA aan het stel uitgeleend bedrag van € 60.000. Daarvan staat nog € 35.000 open. De andere geldlening betreft een bedrag van € 40.000 dat begin 2015 door een persoonlijke holding van de RA aan zijn dochter en haar ex is geleend. De ex-schoonzoon dagvaardt de dochter van de RA in 2020. Hij wil dat resterende goederen uit de echtelijke boedel worden verdeeld en eist vernietiging van een bepaling in het echtscheidingsconvenant die stelt dat de man de restschuld uit de verkoop van het vorige gemeenschappelijke eigendom en verplichtingen uit een verbouwingskrediet, in totaal € 63.500, voor zijn rekening neemt. Hij dient ook een klacht in bij de Accountantskamer.
Bewust benadeeld
De ex-schoonzoon vindt dat de RA in zijn rol als financieel adviseur hem bewust heeft benadeeld door in het convenant op te laten nemen dat de schulden van het paar aan de RA en zijn echtgenote voor het grootste deel voor zijn rekening komen. De geldleningsovereenkomsten zijn bovendien geantedateerd. Er spelen ook emoties mee: de RA zou zijn schoonzoon hebben voorgespiegeld dat met het tekenen van het convenant verzoening met zijn ex mogelijk was, terwijl de RA wist dat ze al een andere relatie had. Bovendien zou hij het inwinnen van extern advies hebben afgeraden: dat zou de relatie met de schoonouders er niet beter op maken, had de RA gewaarschuwd.
Opmerking in de kantlijn
Maar de tuchtrechter komt niet aan een inhoudelijke beoordeling van de echtscheidingstwist toe. De man is te laat met zijn klacht. Hij wist al vóór 1 januari 2016 of kon in elk geval weten dat de RA mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hij had daarom zijn klacht voor 1 januari 2019 moeten indienen. De ex-schoonzoon heeft zich in de vingers gesneden met een opmerking in de kantlijn van het echtscheidingsconvenant, waarin hij aangeeft ‘zich coulant op te stellen’. ‘Als het al zo is dat betrokkene klager bewust heeft benadeeld zoals klager hem verwijt, dan was klager met de benadeling al voor de ondertekening van het definitieve convenant op 5 oktober 2015 bekend. Uit het citaat volgt immers dat klager vindt dat hij benadeeld wordt door de volledige schuld op zich te nemen.’ Ook de voorgedateerde geldleningsovereenkomsten waren in 2015 al bij hem bekend, net als de emotionele druk om te tekenen.
De klacht wordt niet-ontvankelijk verklaard.
Geef een reactie