Staatssecretaris ziet bezwaren aan het invoeren van een solidariteitsheffing met terugwerkende kracht of ten aanzien van coronagerelateerde winsten. Dat schrijft hij aan de Tweede Kamer als reactie op de aangenomen motie Amhaouch (CDA).
Tijdelijke heffing
Deze motie vraagt beleidsvarianten te verkennen voor invoering van een tijdelijke solidariteitsheffing voor bedrijven die in de coronacrisis extra winst hebben gemaakt, waarbij bedrijven die ondersteuning nodig hebben worden ontzien. Een enigszins vergelijkbare herverdelings- /solidariteitsgedachte speelde ook in de jaren 2013 en 2014 bij de zogenoemde crisisheffing, kortgezegd een pseudo-eindheffing van 16% over het loon van werknemers uit dienstbetrekking boven een bedrag van € 150.000 per kalenderjaar.
Complex
Volgens Vijlbrief is het in algemene zin mogelijk (tijdelijke) parameteraanpassingen die gelden voor alle belastingplichtigen, zoals tariefsverhogingen of schijfverkortingen, in de toekomst door te voeren. Het maken van een rechtstreekse koppeling tussen de coronacrisis en (extra) gemaakte winsten is echter bewerkelijk en complex. Een meetbaar criterium op basis waarvan wordt bepaald of een bedrijf heeft geprofiteerd van de coronacrisis is niet beschikbaar. De wijze waarop wordt bepaald of een bedrijf ‘overwinsten’ heeft gemaakt als gevolg van de coronacrisis bestaat ook niet. De toename van de fiscale winst, de commerciële winst of de omzet kunnen allemaal indicatoren zijn dat een bedrijf heeft geprofiteerd van de coronacrisis, maar dat hoeft in voorkomende gevallen niet het geval te zijn. Zo kunnen zowel de fiscale als de commerciële winst als gevolg van niet-coronagerelateerde bedrijfseconomische redenen hoger zijn (door bijvoorbeeld de verkoop van een bedrijfsonderdeel).
Complicaties
Het is fiscaal derhalve complex om te duiden welke winsten hun oorsprong vinden in de coronacrisis. Een sectorspecifieke heffing leidt bovendien tot afbakeningsproblematiek en EU-rechtelijke complicaties. De belastingtarieven en -schijven staan voor de coronajaren 2020 en 2021 al vast. Bij de vormgeving van een aanvullende heffing over een periode in het verleden ontstaan juridische knelpunten. Bij een aanvullende heffing over winsten die in het verleden zijn gerealiseerd, is sprake van belastingheffing met terugwerkende kracht. Ook aan maatregelen die weliswaar geen inwerkingtredingsdatum hebben in het verleden, maar wel terugwerken naar gebeurtenissen die reeds zijn gepasseerd (dus geen formeel terugwerkende kracht, maar materieel terugwerkende kracht) kleven bezwaren, waaronder ook uitvoeringstechnische bezwaren.
Generieke opties
Vijlbrief wijst op de mogelijkheid van meer generieke aanpassingen in het belastingstelsel zonder terugwerkende kracht als mogelijke beleidsvarianten. In algemene zin is het mogelijk (tijdelijke) parameteraanpassingen die gelden voor alle belastingplichtigen, zoals tariefverhogingen of schijfverkortingen, door te voeren. Het resultaat daarvan is een incidentele extra bijdrage van de winstgevende bedrijven binnen de bestaande structuur van het belastingstelsel in 2022 en eventueel in latere jaren. Dit leidt ertoe dat toekomstige winsten zwaarder worden belast dan nu het geval is. Hierbij kan gedacht worden aan hogere tarieven in de vennootschapsbelasting op winsten van bedrijven of een korte schijflengte. Het verder uiteenlopen van de vennootschapsbelastingtarieven kan daarnaast leiden tot een toename van fiscaal gemotiveerde constructies om te profiteren van het tariefverschil en er kan druk ontstaan op het Nederlandse vestigings- en investeringsklimaat. Hij merkt daarbij op dat de hoogte van de winst in de vennootschapsbelasting geen goede indicator van achterliggende draagkracht is, waardoor het verhogen van enkel het hoge tarief in de vennootschapsbelasting geen optimaal instrument is om de progressiviteit van de heffing te verhogen. In de inkomstenbelasting is het ook mogelijk ondernemers meer te laten bijdragen door middel van een verlaging van de MKB-winstvrijstelling.
Download hier de Kamerbrief.
Geef een reactie