Twee raadsleden van de gemeente Bloemendaal vinden dat de controlerend Baker Tilly in zijn accountsverklaring bij het jaarverslag 2019 een ‘fout’ heeft gemaakt waardoor de gemeente financieel nadeel heeft ondervonden. De Accountantskamer gaat niet in die klacht mee.
Door deze ‘misser’ is het resultaat van de gemeente in 2019 miljoenen euro’s te laag uitgevallen en is er ‘een foutief beeld gecreëerd van de financiële situatie van de gemeente’. Toen de raadsleden de accountant vervolgens vroegen om een toelichting zou deze zich ten onrechte hebben beroepen op zijn geheimhoudingsplicht.
Twee raadsleden
Marielys Roos en Lodewijk Heukels van respectievelijk Hart voor Bloemendaal en Liberaal Bloemendaal stemden op 7 november 2019 bij het begrotingsoverleg 2020-2023 tegen het plan om ruim 4,1 miljoen euro aan investeringen in de openbare ruimte versneld af te schrijven. Zo wilde de gemeente de komende jaren wat meer ruimte creëren. Alle andere raadsleden gingen akkoord. In het eind juni 2020 gepresenteerde jaarverslag 2019 is deze afschrijving ten laste van de reserves gebracht. In de accountantsverklaring schrijft Baker Tilly dat de keuze is gebaseerd op ‘raadsbesluiten’. Voor de Accountantskamer stelden de raadsleden dat deze raadsbesluiten er helemaal niet zijn, noch zou er in de gemeenteraad gesproken worden over ‘verwerking via de reserves’. Bovendien is er volgens beide klagers 4,5 miljoen euro afgeschreven in plaats van de afgesproken 4,1 miljoen euro. Waarom er nog eens vier ton in 2019 is verwerkt, is de beide raadslieden eveneens onduidelijk.
Geheimhoudingsplicht
Tijdens de eerste zitting van de Accountantskamer in maart 2021 werd duidelijk dat de accountant het Bureau Vaktechniek van Baker Tilly er naar had laten kijken. Die gaven groen licht voor de manier waarop de afschrijving was verwerkt. De klagers verweten de accountant dat hij hun verzoek om extra informatie had afgewezen op basis van zijn geheimhoudingsplicht. Maar de advocaat van de accountant weersprak dit. Zijn cliënt had die informatie best willen geven maar vroeg de garantie dat de raadsleden de informatie niet zouden delen met een financieel adviseur. Die garantie wilden zij niet geven.
Geen raadsbesluit
Tijdens de eerste zitting in maart vroeg de Accountantskamer aan de accountant om een nadere toelichting te verstrekken. Daarom kon de zaak pas 21 januari 2022 verder worden behandeld. De Kamer boog zich over vier klachten. De eerste was dat – anders dan de accountant in zijn verslag vermeldde – aan de afschrijving ten bedrage van € 4,1 miljoen ten laste van de reserves geen raadsbesluit ten grondslag heeft gelegen. De Accountantskamer vond dit klachtonderdeel ongegrond omdat uit stukken blijkt dat de gemeenteraad het voorstel tot afschrijving heeft aanvaard.
Niet in de jaarrekening
De tweede klacht stelde dat, als er in 2019 een raadsbesluit genomen was om afschrijvingen ten bedrage van € 4,1 miljoen ten laste van de reserves te brengen, dat de onttrekking aan de reserves dan niet in de jaarrekening 2019 had mogen worden verwerkt. De Accountantskamer vond dat de accountant in zijn accountantsverslag op bladzijde 18 de forse budgetoverschrijding genoemd had die door de afboeking van de investeringen ten bedrage van € 4,1 miljoen was ontstaan. De accountant vermeldde daarbij dat die overschrijding onrechtmatig was, maar niet meetelde in zijn oordeel over de jaarrekening, omdat de gemeenteraad middels het besluit van 7 november 2019 zijn goedkeuring aan de afboeking had verleend. De Accountantskamer vond ook dat de accountant op de voet van artikel 213 van de Gemeentewet de jaarrekening had gecontroleerd op (onder meer) rechtmatigheid en getrouwheid.
Raadsbesluiten
De derde klacht ging erover dat de accountant in zijn accountantsverslag ten onrechte vastgesteld had dat aan de onttrekkingen voor een bedrag van € 4,5 miljoen raadsbesluiten ten grondslag lagen. De Accountantskamer vond dat het op de weg van klagers had gelegen niet alleen te stellen maar ook te onderbouwen dat aan de onttrekkingen geen raadsbesluiten ten grondslag lagen. ‘De blote stelling van klagers dat raadsbesluiten ontbreken, is niet voldoende.’
Termijn
Tot slot vonden de klagers dat de accountant geen rekening had gehouden met de termijnbepaling van artikel 197 Gemeentewet en de door hem getekende stukken te laat had ingediend. Die termijn is twee weken. Het accountantsverslag was echter op 25 juni 2020 gedateerd en de accountant had op 30 juni 2020 zijn controleverklaring bij de jaarrekening 2019 afgegeven. De beraadslaging over de jaarrekening, het jaarverslag en het accountantsverslag was al op 30 juni 2020. Het klachtonderdeel werd daarmee ongegrond verklaard.
Download hier de uitspraak in de zaak 20/1767.
Geef een reactie