
Een man die in de clinch ligt met een voormalig medevennoot, heeft zonder succes liefst vijf AA’s voor de tuchtrechter gedaagd. Zijn vermoeden van fraude door zijn ex-partner heeft hij niet onderbouwd, zodat hij de AA’s er niet op kan aanspreken. Alleen het feit dat ze zich inhoudelijk hebben verweerd, heeft de klacht behandelbaar gemaakt.
Twee vennoten starten samen een vof; een van hen houdt zich bezig met de administratie en heeft in die hoedanigheid contacten met een accountantskantoor. De samenwerking verloopt allengs stroever en de vof wordt in 2019 opgeheven, waarbij er een geschil ontstaat over de verdeling van het vermogen. De ex-vennoot die zich niet met de administratie heeft beziggehouden, laat tevens een onderzoek doen naar de administratie en dient een tuchtklacht in tegen vijf AA’s die bij het in de arm genomen accountantskantoor werken.
Valse facturen niet gezien
De klager vindt dat zijn medevennoot fraude heeft gepleegd en zichzelf met valse inkoopfacturen heeft bevoordeeld. Dat hadden de AA’s in de gaten moeten hebben, vindt hij. Zo heeft de voormalige vennoot grote bedragen naar zichzelf overgemaakt. Een van de AA’s had ook een bedreiging moeten zien in de onenigheid tussen de vennoten, vindt de klager. Bovendien vindt hij dat hij niet behoorlijk te woord is gestaan en dat zijn vragen over hun in zijn ogen te hoge declaraties niet naar behoren zijn beantwoord.
Verweer AA’s maakt klacht toch behandelbaar
Dat de AA’s de valse facturen niet in de smiezen hadden, is volgens de Accountantskamer niet zo vreemd: die waren er niet. Althans, dat is niet bewezen. De bewering van ‘grootscheepse fraude’ is door de klager niet voldoende onderbouwd, omdat hij de meegestuurde stukken niet heeft toegelicht. Dat zou zijn klacht niet-ontvankelijk kunnen maken, ware het niet dat de vijf AA’s in hun verweer er blijk van geven te begrijpen waar de man over klaagt en ook inhoudelijk verweer hebben gevoerd. Daarom behandelt de tuchtrechter de klacht toch. ‘Betrokkenen zijn naar het oordeel van de Accountantskamer, anders dan zij stellen, door de gebrekkige procesvoering dan ook niet op een onaanvaardvare wijze in hun verdedigingsbelang geschaad. De eerste klacht is daarom niet reeds ongegrond omdat betrokkenen niet in staat waren zich behoorlijk te verweren.’
Inhoudelijk op alle fronten ongegrond
De man is echter fatsoenlijk te woord gestaan, oordeelt de Accountantskamer, onder meer omdat meerdere afspraken met hem zijn gemaakt ondanks dat hij geen bewijsstukken over wilde leggen. Ook de declaraties voor het samenstellen van de jaarrekeningen zijn niet aantoonbaar te hoog en tot slot heeft de klager geen bewijs aangedragen voor zijn stelling dat er sprake is geweest van valse facturen. Dat er een ongeveer gelijk bedrag aan stortingen en opnames is geboekt, is geen bijzonderheid, zo oordeelt de tuchtrechter. Die ziet evenmin bewijs voor het vervalsen van een handtekening op de letter of representation.
Het verwijt aan de AA dat hij gealarmeerd had moeten zijn door de onmin tussen de twee vennoten, gaat niet op. Over de strubbelingen, die in 2018 zouden zijn begonnen, heeft de klager pas in 2019 gecommuniceerd met de accountant.
Geef een antwoord