
Volgens de Wet hersteloperatie toeslagen moet de Belastingdienst binnen twaalf maanden een besluit nemen over compensatie van ouders die zijn gedupeerd door de toeslagenaffaire. Omdat deze termijn niet gehaald wordt, stappen steeds meer ouders naar de rechter. Maar die kan hen niet helpen, zo bleek op 14 april.
De wetgever belooft gedupeerde ouders iets wat niet waargemaakt kan worden. En de bestuursrechter heeft daarvoor geen oplossing Dat is de wrange conclusie van de rechtbank Midden-Nederland in een uitspraak over de trage besluitvorming bij het herstel van de kinderopvangtoeslagaffaire.
Naar de rechter
De Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) voert de hersteloperatie van de toeslagenaffaire uit. In de praktijk blijkt dat alle ouders lang moeten wachten op een beslissing in hun zaak. Steeds meer ouders stappen daarom naar de rechter. Dit verergert echter het probleem: de rechter legt een nieuwe beslistermijn op van twaalf weken waardoor het UHT zich gedwongen ziet de dossiers van bezwaarmakers met voorrang te behandelen. Het betekent dat andere ouders nog langer moeten wachten. Een deel van hen stapt daarom alsnog naar de rechter.
Wet aangenomen
Uit de voortgangsrapportages die de staatssecretaris sinds 2020 ieder kwartaal naar de Tweede Kamer stuurt, blijkt dat de planning van de UHT en de mogelijkheid om tijdig op aanvragen te beslissen al vanaf begin 2021 steeds verder onder druk kwamen te staan. Dit werd steeds erger. In de zomer van 2022 bleek al dat het voor 32.000 aanvragen niet is gelukt om binnen de termijn te beslissen. Ondanks dit beeld uit de voortgangsrapportages en ondanks kritische vragen van enkele Tweede Kamerfracties, is de nieuwe Wet hersteloperatie toeslagen eind vorig jaar aangenomen. In die wet zijn de beslistermijnen opgenomen die nu steeds niet worden gehaald.
Uitspraak
Dat was voor de rechtbank Midden-Nederland aanleiding om vier zaken te selecteren voor een behandeling op een zitting van de meervoudige kamer. Die zitting vond op 24 maart plaats, de uitspraak was op 14 april. De rechtbank kan geen andere conclusie trekken dan dat de wetgever heel bewust een regeling met feitelijk onhaalbare beslistermijnen heeft aanvaard. De rechtbank wijst erop dat het niet de rechter is, maar juist de wetgever zelf die hier iets aan kan doen. De rechtbank kan zelf niets doen om de hersteloperatie als geheel te versnellen, en heeft beperkte mogelijkheden om in individuele gevallen een besluit af te dwingen.
De rechtbank vindt het belangrijk dat de UHT haar capaciteit inzet voor goede en zorgvuldige besluiten, die op volgorde van aanvraag kunnen worden genomen. Daarmee laat de rechtbank de collectieve belangen van alle gedupeerde ouders die in afwachting zijn van een beslissing van de UHT zwaarder wegen dan de belangen van de selectie van gedupeerde ouders die naar de rechtbank stappen omdat in hun dossier de beslistermijn is overschreden. Dit is niet alleen eerlijker voor de groep van gedupeerde ouders als geheel, maar voorkomt ook dat de beroepsprocedures vanwege niet tijdig beslissen de processen bij de UHT en de rechtspraak steeds meer gaan bepalen.
Nieuwe termijn
De rechtbank zal voortaan als uitgangspunt hanteren dat de Belastingdienst/Toeslagen in UHT-zaken tot 1 juli 2024 de tijd krijgt om een besluit te nemen. Deze nieuwe termijn geldt voor alle gedupeerde ouders die bij de rechtbank Midden-Nederland een procedure hebben lopen of nog starten. Op de website van UHT staat een planning die ook geldt voor ouders die niet procederen. Met deze beslissing sluit de rechtbank aan bij die planning.
Geef een reactie