Een accountant en belastingadviseur die werd ontslagen als financieel directeur verliest definitief zijn invloed bij Fuikebrug, de vastgoedpoot van het familieconcern van de Almeerse veevoer- en kunstmestmiljonair Piet Brokking. De Ondernemingskamer heeft een vordering van Brokking tot overdracht van de aandelen toegewezen.
Het Brokking-concern
Registeraccountant en belastingadviseur Ben Brouwer was als financieel directeur al sinds 1993 de rechterhand van de Almeerse multimiljonair Piet Brokking. Vastgoedtak Fuikebrug is onderdeel van het Brokking-concern, dat twee ‘poten’ kent: een vastgoedpoot en een handels- en productiepoot waarin meer dan tien werkmaatschappijen zich bezighouden met het produceren en verhandelen van meststoffen en diervoederproducten. In de vastgoedpoot is Fuikebrug de leidende vennootschap. Zij houdt de aandelen in zes dochtervennootschappen en indirect in een Duitse GmbH. Aandeelhouders van Fuikebrug zijn Brokking’s Beheer BV van Piet Brokking voor 95,018% en Brouwer voor 4,982% van de aandelen. Brouwer verkreeg dat aandelenbelang in Fuikebrug op 28 december 2009. Brokking’s Beheer is ook bestuurder van Fuikebrug en houder van alle aandelen in de vennootschap die aan het hoofd staat van de handels- en productiepoot.
Ontslag
In 2019 ontstond een geschil tussen Brokking en Brouwer. Brokking’s Beheer verzocht in een gerechtelijke procedure ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen. Dat verzoek werd door de kantonrechter in maart 2020 afgewezen maar in hoger beroep door het hof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2020 toegewezen. Daarbij werd bepaald dat Brokking’s Beheer geen vergoeding aan Brouwer verschuldigd was.
Ondernemingskamer
Als minderheidsaandeelhouder in vastgoedpoot Fuikebrug stapte Brouwer vorig jaar zelf al eens naar de Ondernemingskamer over de jaarrekening 2020 van Fuikebrug. Volgens de accountant klopte er weinig van de cijfers, maar de Ondernemingskamer zag dat anders.
Daarna maakte Brokking de stap naar de Ondernemingskamer, om in een nieuwe zaak te eisen dat Brouwer zijn aandelen overdoet. De accountant vond dat de vordering moest worden afgewezen omdat Brokking afstand zou hebben gedaan van het recht tot uitkoop. Ook voerde hij aan dat hij ondanks de vergoeding ernstige stoffelijke schade zou lijden door de overdracht. Daarnaast stelde hij dat de Almeerder met het uitoefenen van zijn recht tot uitkoop in de gegeven omstandigheden misbruik van recht maakt, althans dat die uitoefening naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
De Ondernemingskamer stelt bij de beoordeling van deze verweren voorop dat de in artikel 2:201a lid 4 BW genoemde afwijzingsgronden beperkt worden uitgelegd (vgl. HR 16 januari 2004, ECLI:NL:PHR:2004:AO1777) en dat het aan Brouwer is ‘om voldoende gemotiveerd te stellen dat zich een dergelijke afwijzingsgrond voordoet dan wel dat sprake is van misbruik van recht of onaanvaardbaarheid van de uitoefening van het uitkooprecht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.’ De Ondernemingskamer komt tot het eindoordeel dat de accountant daar niet in slaagt. Daarmee lijkt het conflict tot een einde te komen. Wat resteert is de vaststelling van de te betalen prijs voor de over te dragen aandelen. Daar mag een deskundige zich over gaan buigen.
Geef een reactie