
Een onderneemster moet NOW-steun terugbetalen omdat zij, mede op advies van haar accountant, een investering van 2,5 mln euro als omzet had aangemerkt. Volgens de rechter hanteert de wetgever echter een ander omzetbegrip.
Tijdens de coronapandemie hadden bedrijven recht op coronasteun als zij omzetverlies verwachtten. Die steun werd als voorschot uitbetaald. Bleek de omzet naderhand mee te vallen, dan moest (een deel van) de noodsteun worden terugbetaald.
Terugbetalen
Een onderneemster rapporteerde bij de definitieve berekening van de NOW 1-steun een omzetverlies van 84%. Zij had een voorschot van bijna 40.000 euro subsidie gekregen. Maar dat bedrag moest zij volledig terugbetalen omdat haar omzetverlies volgens het UWV minder dan 20% had bedragen. De onderneemster had in de referentieperiode een bedrag van 2,5 mln euro als omzet opgevoerd, maar de minister vond dat het hier om een investering ging in de vorm van een verstrekte lening. En dat is geen omzet.
Wel omzet
Voor de rechter zwaaide de onderneemster met een verklaring van een accountant. Die had haar verteld dat de 2,5 miljoen wel degelijk als omzet mocht worden gezien. De onderneemster, die bedrijven begeleidt in het outsourcen van de IT-werkzaamheden naar andere landen, legde uit dat zij dit bedrag had ontvangen van haar investeerder, TRI Holding, om dit vervolgens over te maken aan Atos BV. Door deze market fee kon zij aan Atos-klanten haar IT-diensten aanbieden. Niet alleen haar accountant maar ook de belastingdienst had haar gezegd dat deze 2,5 miljoen als omzet kon worden aangemerkt. Volgens de vrouw had zij in 2019 twee keer de helft van het bedrag, vermeerderd met omzetbelasting, doorgefactureerd aan haar investeerder TRI Holding. Last but not least had zij wel TVL-subsidie gekregen terwijl bij die regeling hetzelfde omzetbegrip werd gehanteerd als in de NOW-1.
Goed of dienst
De rechtbank stelde voorop dat het in deze zaak ging over de reikwijdte van het begrip omzet van artikel 1, tweede lid, van de NOW-1. Volgens die bepaling werd bij de definitie van het begrip omzet aangesloten bij het begrip netto-omzet uit het jaarrekeningenrecht, zoals gedefinieerd in artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Kern van deze begripsbepaling is dat er bij netto-omzet sprake moet zijn van het leveren van een goed of dienst.
Regeling
Op de zitting werd namens de onderneemster toegelicht welke werkzaamheden door haar waren uitgevoerd in het kader van de betaling van de 2,5 miljoen euro door TRI Holding. Hoe zat het? TRI Holding had in eerste instantie toegang tot het klantenbestand van Atos B.V. bedongen, met als tegenprestatie het betalen van een market access fee. De onderneemster, die met TRI Holding B.V. samenwerkte, zou de uitvoering van de overeenkomst tussen TRI en Atos overnemen. TRI Holding maakte 2,5 miljoen euro aan de onderneemster over. De onderneemster betaalde 2,5 miljoen later terug plus 50 procent van de winst die ze haalde door dienstverlening aan Atos-klanten.
De rechtbank weigerde in te zien welke concrete goederen of diensten de onderneemster had geleverd aan TRI Holding voor de door TRI Holding betaalde € 2.500.000,-. Uit de toelichting leek eerder te volgen dat de onderneemster en TRI Holding een onderling samenwerkingsverband hadden en vanuit dat samenwerkingsverband diensten verrichtten voor Atos. Het beroepschrift en de market access fee overeenkomst gaven de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat er diensten door eiseres werden geleverd aan TRI Holding als tegenprestatie voor de betaling van de € 2.500.000,-.
TVL
De onderneemster verwees naar de TVL-regeling en stelde dat de € 2.500.000,- in die regeling wel was aangemerkt als omzet. De rechter stelde dat er bij de TVL bewust voor is gekozen dat de minister bij het bepalen van de omzet aan moest sluiten bij de gedane aangifte omzetbelasting en geen eigen beoordeling mocht maken van de hoogte van de omzet. Dat was gebeurd vanwege de uitvoerbaarheid van de regeling. Bij het opstellen van de NOW-1 was hier echter niet voor gekozen en was het aan de minister om de omzet vast te stellen.
Accountant
Ook de overgelegde verklaring van de accountant vond de rechtbank onvoldoende om de € 2.500.000,- als omzet aan te merken. Volgens de accountant was omzet de enige juiste wijze om dit bedrag te verantwoorden. Een andere uitleg zou volgens de accountant kunnen leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid. De rechtbank vond dat uit deze verklaring niet bleek waarom het bedrag van € 2.500.000,- onder de definitie van omzet in het kader van de NOW-1 zou vallen en welke diensten of goederen werden geleverd door de onderneemster. Het enkele feit dat door de accountant was aangesloten bij het jaarrekeningenrecht wilde volgens de rechtbank niet zeggen dat de professionele mening van de accountant doorslaggevend is voor de invulling van de uitleg die de rechtbank juridisch moet geven van het begrip omzet in het kader van de NOW-1.
Lees hier de uitspraak.
Geef een reactie