Regiobank heeft haar zorgplicht geschonden door een klant niet in te lichten over onrechtmatige praktijken van een filiaalhouder in St. Odiliënberg, maar in plaats daarvan de accountant en advocaat van die filiaalhouder de afhandeling voor hun rekening te laten nemen. Dat heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld.
De klant raakte door het handelen van de filiaalhouder een groot deel van haar spaargeld kwijt, dat bedoeld was als pensioenpotje. De vrouw was in de veronderstelling dat ze met een veilige belegging via Regiobank te maken had, mede omdat de filiaalhouder ten onrechte briefpapier van de bank gebruikte. In werkelijkheid ging haar spaargeld (in 2007 aangegroeid tot € 210.776,92) naar vastgoedinvesteringen in een bedrijf van de filiaalhouder, dat in 2014 failliet ging. Ze raakte daardoor een groot deel van haar spaargeld kwijt.
Zelfstandig werkende tussenpersonen
RegioBank werkt uitsluitend met zelfstandig werkende tussenpersonen met wie zij zogenoemde intermediairovereenkomsten sluit. De bank noemt die tussenpersonen zelfstandig adviseur. De klant van RegioBank heeft dus alleen contact met die zelfstandig adviseur die adviseert en bemiddelt in producten van RegioBank. Zo’n zelfstandig adviseur houdt kantoor in een bankfiliaal dat is ingericht in de (huis)stijl van RegioBank (een franchisehouder).
Filiaalhouder
Een filiaalhouder in St. Odiliënberg werkte (onder de naam VBA) als zelfstandig adviseur voor RegioBank en hij was ook de contactpersoon van de particuliere klant in de zaak bij het hof. Op zijn visitekaartje stonden bovenaan de naam en het logo van RegioBank vermeld en daaronder zijn naam en functie als “directeur kantoor St. Odiliënberg”. De filiaalhouder was (via Harbi Beheer B.V.) ook bestuurder en enig aandeelhouder van Harbi Vastgoed, dat zich bezighield met investeringen in vastgoed.
Faillissement
De klant bankierde in ieder geval vanaf 2004 bij RegioBank (een handelsnaam van Volksbank) in Sint Odiliënberg. Het door haar bij Regiobank ingelegde spaarbedrag van afgerond € 210.777 werd door tussenkomst van de filiaalhouder vanaf 2007 belegd in Harbi Vastgoed. Dat gebeurde door het sluiten van een zogeheten “Dividendvertrag” voor de duur van een jaar, dat meerdere keren werd verlengd (tot en met 2013). In 2012 overleed de filiaalhouder. Harbi Vastgoed werd in maart 2014 failliet verklaard en het belegde spaargeld van de vrouw is grotendeels verdwenen.
Rechtbank: geen causaal verband
De vrouw spande daarna een procedure aan tegen Volksbank en vorderde onder meer een verklaring voor recht dat RegioBank haar zorgplicht heeft geschonden, waardoor de bank aansprakelijk is voor de schade en die zou moeten vergoeden. De rechtbank oordeelde weliswaar dat RegioBank aansprakelijk is voor het handelen van de filiaalhouder als haar hulppersoon (op de voet van artikel 6:76 BW) en dat RegioBank is gehouden de schade van de vrouw te vergoeden. Toch schoot ze daar niets mee op, want volgens de rechtbank was er geen causaal verband tussen de schade en de tekortkoming van de filiaalhouder/VBA waarvoor RegioBank aansprakelijk is. In het vonnis van 6 juli 20221 werden de vorderingen dan ook afgewezen.
Hoger beroep
De vrouw liet het daar niet bij zitten en tekende hoger beroep aan. Met succes, want het hof oordeelt dat Regiobank haar zorgplicht heeft geschonden, en dat er wel degelijk een causaal verband is.
Voordat het hof tot die conclusie komt wordt eerst nog eens opgesomd wat er precies is gebeurd: “Begin 2010 is RegioBank bekend geraakt met het feit dat [de filiaalhouder] oneigenlijk gebruik had gemaakt van het briefpapier van RegioBank waarop het “Dividendvertrag” was opgenomen. In januari 2010 heeft op het kantoor van RegioBank een gesprek plaatsgevonden tussen het bestuur van RegioBank (onder wie [de directievoorzitter] , directievoorzitter van RegioBank), [de filiaalhouder] en zijn zoon en de accountant [de accountant] . RegioBank heeft [de accountant] toen gevraagd onderzoek te doen naar de financiële administratie van Harbi Vastgoed. [de accountant] heeft toen veertien onjuiste dividendovereenkomsten aangetroffen waarvan op acht van die overeenkomsten RegioBank ten onrechte als contractspartij was vermeld (onder andere die van [cliënte] ). De advocaat van [de filiaalhouder] /VBA, [de advocaat] , had inmiddels van [de filiaalhouder] ook opdracht gekregen om de veertien onjuiste overeenkomsten te vervangen door nieuwe overeenkomsten met Harbi Vastgoed, die niet op het briefpapier van RegioBank zouden worden afgedrukt.
In de brief van 29 januari 2010 van [de accountant] aan RegioBank doet hij verslag van zijn bevindingen. In de brief staat ook vermeld dat de nieuwe dividendovereenkomsten door [de advocaat] worden opgemaakt en dat de foutieve overeenkomsten worden vervangen door deze nieuwe. En verder: “De medewerking van de cliënten is tot op heden goed.”
In een brief van 5 februari 2010 van [de advocaat] aan RegioBank meldt [de advocaat] onder meer: “Deze omissie is of wordt op zeer korte termijn in overleg met de betreffende cliënten van Harbi Vastgoed B.V. hersteld. Klip en klaar zal zijn dat zij een dividendovereenkomst met Harbi Vastgoed B.V. hebben. Momenteel worden de betreffende overeenkomsten dienaangaande door de cliënten en Harbi Vastgoed B.V. ondertekend, waaronder een verklaring dat zij geen rechten uit hoofde van de dividendovereenkomst op de SNS Regio Bank hebben. Het betreft veertien relaties.” Verder wordt in de brief nog uitgelegd dat de door “de relaties” ter beschikking gestelde gelden zijn uitgeleend ten behoeve van de aankoop en investering in onroerend goed. In de daarop volgende brief van 12 februari 2010 van [de advocaat] aan RegioBank schrijft hij dat de (nieuwe) overeenkomsten met Harbi Vastgoed inmiddels door de cliënten zijn ondertekend en dat “deze cliënten ook hebben verklaard dat zij geen rechten uit hoofde van de dividendovereenkomst op de SNS Regio Bank geldend kunnen maken”. […]
In april 2010 heeft [cliënte] een Dividendvertrag ondertekend op briefpapier van Harbi Vastgoed, namens deze tekende [de filiaalhouder] “Direktor”. In de daarop volgende jaren 2011, 2012 en 2013 heeft [cliënte] soortgelijke Dividendverträge gesloten. Al haar spaargeld is belegd in vastgoed van Harbi Vastgoed. Harbi Vastgoed is op 18 maart 2014 in staat van faillissement verklaard. [cliënte] heeft op 25 juli 2019 een tussentijdse uitkering ontvangen van € 46.800.”
Schending zorgplicht
Al met al concludeert het hof dat RegioBank haar contractuele zorgplicht jegens de vrouw heeft geschonden door haar niet te informeren over de gebeurtenissen in 2010, namelijk de ontdekking van het onrechtmatig gebruik van het briefpapier van RegioBank en het onrechtmatig handelen van haar tussenpersoon/zelfstandig adviseur de filiaalhouder. Door dit niet te doen heeft de filiaalhouder op 13 april 2010 een soortgelijk Dividendvertrag als in de jaren daarvoor kunnen opstellen met als enige verschil dat de naam van RegioBank was verdwenen en daarvoor in de plaats Harbi Vastgoed was gekomen.
“Indien RegioBank [cliënte] adequaat had geïnformeerd dat zij niets van doen had met Harbi Vastgoed dan had [cliënte] de keuze kunnen maken om al dan niet met Harbi Vastgoed in zee te gaan. RegioBank heeft tegengeworpen dat [cliënte] destijds, in april 2010 en de jaren daarna, in de financiële bijsluiter had kunnen lezen dat haar spaargeld in vastgoed werd geïnvesteerd en dat het Nederlandse depotgarantiesysteem niet van toepassing is op het Dividendvertrag. In het laatste Dividendvertrag is ook nog vermeld in de financiële bijsluiter dat Harbi Vastgoed niet handelt onder toezicht van de Nederlandse AFM. Deze tegenwerping gaat hier niet op: [cliënte] is een particulier die de eerste drie jaren (2007, 2008 en 2009) haar spaargeld veilig dacht te hebben belegd bij RegioBank (wat al niet zo was) omdat de Dividendverträge op briefpapier van RegioBank waren afgedrukt en de overeenkomst was ondertekend door [de filiaalhouder] onder de naam RegioBank St. Odiliënberg. Het Dividendvertrag van april 2010 vermeldt (plots) de naam Harbi Vastgoed en is ondertekend door [de filiaalhouder] die voor [cliënte] nog steeds de tussenpersoon en directeur was van RegioBank St. Odiliënberg. Doordat [cliënte] niet is geïnformeerd over de gebeurtenissen in januari 2010, namelijk dat RegioBank had ontdekt dat er dividendovereenkomsten waren gesloten met misbruik van haar naam, en over het feit dat zij niets van doen had met Harbi Vastgoed en ook niets meer te maken wilde hebben met haar zelfstandig adviseur [de filiaalhouder] , heeft RegioBank haar particuliere cliënt in de waan gelaten dat er niets wezenlijks veranderde, terwijl haar spaargeld werd geïnvesteerd in Harbi Vastgoed die in ieder geval vanaf april 2010 haar contractspartner was. Dat [cliënte] in deze omstandigheden in april 2010 en de jaren daarna de financiële bijsluiter niet heeft gelezen kan haar hier niet worden tegengeworpen. [cliënte] had immers de drie jaren daarvoor steeds een soortgelijk Dividendvertrag gesloten. Niet is komen vast te staan dat [de filiaalhouder] haar heeft ingelicht over de reden en consequenties van de naamswijziging op het contract. Verder wijst [cliënte] erop dat in de voorwaarden bij het (eerste) Dividendvertrag met Harbi Vastgoed ook de passage is opgenomen “Die bereitstellung eines Betrages an die Harbi Vastgoed B.V. ist risicoloss.”, waarmee voor [cliënte] bevestigd werd dat er voor haar geen risico’s bestonden.”
RegioBank heeft op twee manieren haar contractuele zorgplicht jegens de particuliere klant geschonden, oordeelt het hof uiteindelijk: “Dat RegioBank zonder controle heeft vertrouwd op het (af)handelen van [de accountant] en/of [de advocaat] […] is, gelet op hun betrokkenheid bij Harbi Vastgoed, niet zorgvuldig geweest tegenover haar eigen particuliere klant [cliënte] . Bovendien kan (haar vertrouwen in) de afwikkeling door hen RegioBank niet vrijpleiten van haar eigen nalaten; zij had [cliënte] , haar particuliere klant, zelf moeten informeren. RegioBank heeft daarmee op twee manieren haar contractuele zorgplicht jegens [cliënte] als haar particuliere klant geschonden.”
Causaal verband
De vraag die tenslotte nog moet worden beantwoord is of de schade die de klant heeft geleden is veroorzaakt door de schending van de zorgplicht van RegioBank (het causaal verband). Het hof beantwoordt die vraag bevestigend: “Het gaat hier om een vergelijking van de hypothetische situatie waarin [cliënte] zou hebben verkeerd als haar begin 2010 de al eerder genoemde informatie was gegeven over het onrechtmatig handelen van [de filiaalhouder] en de huidige feitelijke situatie. [cliënte] heeft steeds verklaard dat zij haar spaargeld enkel wilde onderbrengen bij een (serieuze) bank zodat zij geen risico’s zou lopen. Het spaargeld was haar pensioenpotje. Daarom had zij haar spaargeld in 2004 ook bij RegioBank ondergebracht op een (gewone) spaarrekening. Op initiatief van [de filiaalhouder] heeft zij ervoor gekozen om een Dividendvertrag te ondertekenen in 2007, in de veronderstelling dat het om een veilige belegging via RegioBank ging. Zij wist niet dat [de filiaalhouder] dit spaargeld zou beleggen buiten de bank om, via Harbi Vastgoed. Aannemelijk is dat, als zij begin 2010 had geweten dat RegioBank niet verbonden was aan Harbi Vastgoed en dat haar spaargeld buiten het toezicht en de verantwoordelijkheid van RegioBank in vastgoed zou worden belegd, zij ervoor had gekozen om dat niet te doen. Er zijn geen aanknopingspunten om aan te nemen dat [cliënte] dan toch al haar spaargeld zou zijn blijven beleggen in vastgoed via Harbi Vastgoed (met als directeur [de filiaalhouder] waarmee RegioBank niet meer verder wilde) met alle risico’s van dien: [cliënte] is een bejaarde, particuliere klant die wilde dat haar spaargeld veilig bij een bank stond. Zij is door RegioBank onwetend gelaten over de gebeurtenissen begin 2010 en dit kan ten volle aan RegioBank worden toegerekend. Het beroep op eigen schuld aan de zijde van [cliënte] verwerpt het hof nu [cliënte] niet verweten kan worden dat zij “bewust en volledig geïnformeerd” (volgens RegioBank) ervoor heeft gekozen te beleggen in vastgoed. [cliënte] wist dat juist niet.”
De omvang van de door Regiobank te vergoeden schade moet nog nader worden bepaald.
Geef een reactie