
Een meerderheid in de Tweede Kamer stemt deze week in met een motie die invoering van de nieuwe box 3-heffing op basis van werkelijk rendement in 2027 op tafel moet houden. De planning voor invoering is krap en invoering in 2027 leek even uit zicht te raken, nadat een Kamerdebat onlangs werd uitgesteld.
De Tweede Kamer wil erg graag dat het nieuwe box 3-stelsel in 2027 wordt ingevoerd, werd in april al duidelijk tijdens een debat. In welke vorm, daarover zijn de meningen verdeelder. De vier formerende partijen lijken een vermogenswinstbelasting wel te zien zitten, en willen dat meer beleggingen in box 3 daar onder gaan vallen. Bij vermogenswinstbelasting wordt pas geheven als de winst daadwerkelijk is gerealiseerd. In het huidige voorstel van Van Rij zou er een vermogensaanwasbelasting komen voor liquide beleggingen, vooral beursgenoteerde aandelen en obligaties. Daarbij moet ook worden betaald over ongerealiseerde winst. Voor illiquide beleggingen (vastgoed en belangen in startups en familiebedrijven), werd een vermogenswinstbelasting voorgesteld.
Van Rij waarschuwde in een Kamerbrief dat de Europese staatssteunregels een uitzondering voor aandelen in familiebedrijven in de weg staan. Daarom zou het voorstel wat hem betreft moeten worden beperkt tot startups en vastgoed. De Tweede Kamer, met de VVD voorop, wil echter liever dat alle illiquide beleggingen worden belast via een vermogenswinstbelasting.
Krappe planning
Staatssecretaris Van Rij van Financiën beantwoordde onlangs een nieuwe reeks vragen van de Kamer en liet daarbij weten dat de Kamer nog deze maand zou moeten instemmen met het naar de Raad van State sturen van het huidige voorstel om invoering in 2027 als optie open te houden. Een debat daarover werd echter uitgesteld vanwege het extra ingelaste Kamerdebat over het hoofdlijnenakkoord. 2027 dreigde daardoor nu al uit beeld te raken, maar een motie van NSC brengt daar waarschijnlijk verandering in. In de motie van NSC’er Idsinga wordt het kabinet opgeroepen om het voorbereidingsproces voort te zetten, zodat de beoogde invoeringsdatum van het nieuwe box 3-regime op basis van werkelijk rendement per 1 januari 2027 gehaald wordt. Dat voorstel krijgt bij de stemming op dinsdag een meerderheid van onder meer VVD, GroenLinks-PvdA, BBB en ChristenUnie, meldt het FD.
Daarmee wordt een nieuwe vertraging in elk geval voorlopig afgewend. Of 2027 als invoeringsjaar ook daadwerkelijk wordt gehaald blijft wel onzeker. Wat de capaciteit bij de Belastingdienst betreft is het bijvoorbeeld ook nog onzeker of de geplande invoering wel gehaald wordt.
Beleggingsfondsen zullen verdwijnen niemand wil straks nog beleggen het levert niets meer op
Eerst de feiten van Box 3.
De Tweede Kamer heeft dinsdagmiddag 28 mei 2024 inderdaad de motie van Folkert Idsinga van NSC en Henk Vermeer van de BBB met maar liefst 147 van de 150 stemmen gesteund.
Het blijft helaas moeilijk voor de kamerleden om eerst naar de feiten over Box 3 te kijken.
Ze zijn bang dat er 400 miljoen minder belasting per jaar zal binnenkomen als 2027 niet wordt gehaald voor de invoering van de wet werkelijk rendement box 3.
Een belastingwet moet in de eerste plaats rechtvaardig zijn en dat ook als een aanpassing om daaraan te gaan voldoen minder belasting oplevert binnen hetzelfde deel van de wet.
Dat was het probleem bij de aanpassing in 2017 en dat dreigt opnieuw.
De kamerleden maken zich kennelijk geen zorgen over wat er al 23 jaar niet goed is gegaan met grote schade voor de Box 3 belastingbetalers en hetgeen eenvoudig had kunnen worden voorkomen.
De feiten over Box 3 zijn zolang Box 3 bestaat vanaf 2001 tot op heden onvoldoende onderkend door de politici en daardoor is er ten onrechte circa 80 miljard Euro belasting geïnd.
Dat is op basis van de optelling van de waarden van elk jaar. In de waarde van eind 2023 komt het zelfs neer op ruim 100 miljard Euro. Dat is dus een factor 250 groter dan de genoemde 400 miljoen.
Het probleem van Box 3 is namelijk dat de gemiddelde reële werkelijke rendementen inclusief de aftrek van de kosten vóór belasting vanaf de start in 2001 alleen voor beleggen in aandelen maar een klein beetje positief zijn geweest en dat deze voor de overige posten negatief waren.
Het totale rendement over 23 jaar van beleggen in 70% aandelen en 30% obligaties zou op basis van de referenties in de belastingwet zonder belastingheffing in de waarde van eind 2000 en 1% kosten per jaar slechts 12% opleveren en gemiddeld slechts 0,50% per jaar.
Het gewogen totaal over alle posten inclusief Onroerende Zaken was ook negatief.
De tot op heden veel te hoog toegepaste forfaitaire rendementen hebben met de daarop gebaseerde belasting de toekomstige koopkracht voor box 3 belastingbetalers in 23 jaar met gemiddeld circa 25% verminderd.
Als de nu voorgestelde wet werkelijk rendement vanaf 2001 zou zijn toegepast zou de schade bijna net zo groot zijn en dat komt met name doordat niet is gekozen voor het reële werkelijke rendement.
Er wordt bovendien niets gedaan aan de schade die tot op heden is veroorzaakt.
Gezien de gemiddeld aanzienlijk lagere werkelijke rendementen dan vaak verondersteld van 23 jaar Box 3 en de complexiteit van het belasten van het werkelijke rendement wordt voorgesteld om terug te gaan naar de oorsprong van Box 3 met één forfaitair rendement op basis van de reële rendementen van de jongste tienjarige Nederlandse staatsobligaties minus 1% kosten.
Dat kan ook met terugwerkende kracht worden toegepast om de schade van 23 jaar Box 3 te herstellen.
Via het Tweede Kamer kenmerk 2024Z04546 kunnen de kamerleden alles nalezen met alle tabellen, grafieken en dergelijke.
Het wordt tijd dat politici eerst naar de feiten kijken en vervolgens kijken naar de voorstellen die daar op aansluiten om mede daarmee eindelijk te komen tot rechtvaardige en eenvoudig uitvoerbare Box 3 wetten.