Het gerechtshof in Leeuwarden oordeelde vorig jaar dat Accon avm een vrouw had benadeeld bij het afwikkelen van de opheffing van een boerenbedrijf dat zij samen met haar ex-echtgenoot had. Daardoor was zij er bij de echtscheiding voor een kleine anderhalve ton bij ingeschoten. Het hof achtte Accon voor de helft van dat bedrag hoofdelijk aansprakelijk.
Boerenbedrijf
In 2005 ging een getrouwd stel apart wonen; de vrouw bleef in Nederland en de man verhuisde naar Duitsland. Ze besloten hun Nederlandse boerenbedrijf te verkopen en een nieuwe onderneming in Duitsland te starten. De Nederlandse onderneming werd ingebracht in de vennootschap Baldes, waarvan de man de enige aandeelhouder was en de vrouw bestuurder. Baldes kocht in 2006 een Duits boerenbedrijf en verkocht het Nederlandse bedrijf. In de vpb-aangifte van Baldes werd na de verkoop een herinvesteringsreserve opgenomen. De Belastingdienst maakte bezwaar tegen de afboeking van de investeringen in Duitsland op die reserve, wat leidde tot aanslagen die Baldes niet kon betalen.
Accon avm ingeschakeld
Om deze problemen op te lossen, werd Accon avm ingeschakeld. In 2013 werd een akkoord bereikt met de fiscus. Terwijl het stel nog steeds getrouwd was, werd in 2014 de echtscheiding in gang gezet. De vrouw trok zich terug als statutair bestuurder van Baldes, en de vennootschap werd ontbonden. Accon adviseerde dat de opheffing zou plaatsvinden door activa over te dragen aan het Duitse dochterbedrijf Salko zonder koopsom, wat zou worden verrekend met openstaande schulden. De resterende vordering zou naar de vrouw in privé gaan, waardoor zij een schuld aan Baldes kreeg. Vervolgens zouden de aandelen van Salko aan haar worden overgedragen.
De vader van de ex-man legde echter beslag op de aandelen van zijn zoon in Baldes wegens een openstaande rekening van 112.000 euro. De vrouw claimde bijna 6,5 ton in de echtscheidingszaak. Accon beoordeelde de waarde van Baldes en concludeerde dat de vorderingen op Salko en het eigen vermogen nihil of zeer gering waren.
Verdeling huwelijksgemeenschap
De scheiding werd eind 2014 uitgesproken, maar de verdeling van de huwelijksgemeenschap bleef open. Accon avm presenteerde in 2016 de jaarrekening van Baldes over 2014 en de rekening en verantwoording per november 2015. De rechtbank oordeelde in 2020 dat de man zijn taak als vereffenaar onvoldoende had uitgevoerd en de gemeenschap had benadeeld door de waarde van de aandelen Baldes ten onrechte op nihil te stellen.
Gerechtshof
De vrouw daagde Accon avm voor de rechter, maar haar vordering werd aanvankelijk afgewezen omdat haar claim uit de huwelijksgemeenschap al volledig was toegewezen. Bij het gerechtshof betoogde zij dat Accon mede aansprakelijk was voor de schade, aangezien hun advies de gemeenschap benadeeld had. Het hof concludeerde dat Accon bij de advisering mede rekening had moeten houden met de belangen van de vrouw, gezien de echtscheidingsprocedure. Hoewel Accon niet onjuist had geadviseerd bij de waardering van Salko, ging het fout bij het als oninbaar aanmerken van de vordering van 141.203 euro die Baldes op de man had. Hierdoor werd de huwelijksgemeenschap benadeeld, en Accon werd hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de helft van deze vordering.
Hoge Raad
Bij de Hoge Raad kwam Accon avm op tegen een grief van het hof. Dat had namelijk geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte niet onderkende dat de vorderingen van de vrouw op de man en die van de vrouw op Accon c.s. op dezelfde schade betrekking hebben en daardoor tevens niet onderkend dat met betrekking tot deze vorderingen sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid daarvoor.
Accon avm betoogde bij de Hoge Raad dat dat uitsluitend inhield dat als Accon c.s. aansprakelijk zouden zijn voor schade van de vrouw, dit een geval van hoofdelijke aansprakelijkheid zou opleveren. De aldus gelezen grief kon volgens Accon c.s. niets afdoen aan het oordeel van de rechtbank dat Accon c.s. vanwege het ontbreken van enige schade, niet (zelfstandig) aansprakelijk zijn.
Procureur-generaal Valk concludeerde dit voorjaar echter dat dat wat hem betreft geen hout snijdt: ‘Zoals gezegd, de steller van het middel leest hierin uitsluitend dat als Accon c.s. aansprakelijk zouden zijn voor schade van [de vrouw] , dit een geval van hoofdelijke aansprakelijkheid zou opleveren. Hij leest in de grief aldus opzettelijk niet dat onjuist is het oordeel van de rechtbank dat [de vrouw] geen schade heeft geleden en dat Accon c.s. daarom niet (zelfstandig) aansprakelijk is. […] Het hof heeft de grief echter kennelijk in andere zin gelezen, namelijk dat de grief zich óók richtte tegen het oordeel van de rechtbank dat [de vrouw] geen schade heeft geleden en dat Accon c.s. daarom niet aansprakelijk is. Die lezing van de grief dunkt mij allerminst onbegrijpelijk. […] Dit geldt mijns inziens reeds hierom omdat de reden waarom er volgens de rechtbank geen schade is, juist in de aansprakelijkheid van [de man] is gelegen: het bestaan van die aansprakelijkheid neemt volgens de rechtbank de schade weg. Tegen die achtergrond is de scheiding die de steller van het middel probeert aan te brengen tussen de kwesties van hoofdelijkheid (op zichzelf genomen) en schade gekunsteld.’
De Hoge Raad is daar onlangs in meegegaan en maakt verder ook niet veel woorden meer vuil aan de kwestie: ‘De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).’
Daarmee verwerpt de Hoge Raad het beroep van Accon avm.
Geef een reactie