Een man heeft voor de jaren 2013 en 2014 een woning in eigendom met zijn ex-partner, ieder voor de onverdeelde helft. Op deze woning rust een gezamenlijke hypothecaire geldlening van € 157.296,-. In 2013 en 2014 is op deze lening € 7.236,- aan rente betaald. De man verblijft voor zijn werk afwisselend in Nederland en Brazilië waar hij ook een woning heeft. Die woning is gefinancierd met een hypothecaire geldlening van € 115.000,-. De man betaalt voor deze woning in de jaren 2013 en 2014 € 5.463,- aan rente.
De man exploiteert een eenmanszaak waarvan de werkzaamheden onder meer bestaan uit het leveren van diensten als intermediair voor transacties op het gebied van technische onderdelen van machines en transportmiddelen. Daarnaast is de man in 2013 en 2014 directeur en enig aandeelhouder van enkele andere vennootschappen. In 2016 stelt de inspecteur een boekenonderzoek in naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2013, 2014 en 2015.
Hypotheekrente voor woning in Brazilië niet aftrekbaar
Op basis van transactieoverzichten van de bankrekening van de man en door de man verstrekte gegevens concludeert de inspecteur, dat de man meer inkomsten heeft genoten in verband met resultaat uit overige werkzaamheden dan hij heeft aangegeven. De inspecteur corrigeert het resultaat uit overige werkzaamheden. Daarnaast concludeert de inspecteur dat de man in de jaren 2013, 2014 en 2015 ten onrechte hypotheekrenteaftrek in aanmerking heeft genomen, omdat de betaalde rente in verband met het gedeelte van de hypothecaire geldlening voor de woning in Brazilië niet aftrekbaar is.
De man gaat in beroep tegen de navorderingsaanslagen die de inspecteur hem oplegt en tegen de daarbij opgelegde vergrijpboete. In geschil voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant is onder meer of de navorderingsaanslagen en de hoogte van de correcties van het resultaat uit overige werkzaamheden tot de juiste hoogte zijn vastgesteld.
De rechtbank overweegt dat uit de overgelegde transactieoverzichten van de privébankrekening van de man blijkt dat er op de bankrekening van de man in 2013 en 2014 substantiële bedragen zijn binnengekomen in verband met soortgelijke werkzaamheden die de man verricht vanuit zijn eenmanszaak. Het is niet duidelijk dat het bijvoorbeeld gaat om inkomsten van één van de andere vennootschappen van de man die naar de verkeerde bankrekening zijn overgemaakt. Deze inkomsten heeft de man niet aangegeven in zijn aangiften IB/PVV voor de jaren 2013 en 2014 en hij had dat wel moeten doen.
Inkomsten houden verband met verrichte werkzaamheden in eenmanszaak
De rechtbank acht de inspecteur geslaagd in de op hem rustende bewijslast om aannemelijk te maken dat de man inkomsten heeft verdiend met werkzaamheden die verband houden met de werkzaamheden die de man verricht vanuit zijn eenmanszaak en die hij niet heeft aangegeven. De rechtbank acht verder ook aannemelijk, mede gezien de hoogte van de bedragen, dat de man bij het doen van de aangiften moest weten dat een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven, doordat hij het inkomen niet in zijn aangiften heeft verantwoord.
Hof Den Bosch acht de overwegingen van de rechtbank juist en op goede gronden gegeven en neemt deze over. De stelling van de man dat hij al jaren een “eigen inrichting” in Brazilië heeft en daarom de inkomsten van de Ltda(’s) niet hoeft aan te geven in Nederland vindt geen gehoor bij het hof. Voor zover de man daarmee bedoelt dat zijn eenmanszaak een vaste inrichting heeft in Brazilië, faalt deze stelling aangezien de man geen dan wel onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die leiden tot de conclusie dat sprake is van een vaste inrichting in Brazilië van zijn eenmanszaak.
Het hof is wel van oordeel dat het redelijk is rekening te houden met kosten die de man heeft gemaakt in verband met de werkzaamheden waarmee hij inkomen heeft gerealiseerd. Het is daarbij niet doorslaggevend dat de man geen facturen of iets dergelijks heeft overgelegd. Uit de bankafschriften is af te leiden dat de man zeker kosten heeft gemaakt. Met een aftrek van kosten heeft de inspecteur in 2013 geen rekening gehouden.
Schattingen van inspecteur zijn niet redelijk
Hierop gelet acht het hof de schattingen van de inspecteur niet redelijk. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om (in het geheel) geen rekening te houden met kosten die redelijkerwijs zijn gemaakt voor het verwerven van inkomsten. Het hof zal daarom de correcties voor het jaar 2013 en 2014 opnieuw schattenderwijs vaststellen. Voor de correctie van de inkomsten gaat het hof uit van de door de man overgelegde gegevens uit het buitenland en de door de inspecteur geconstateerde ontvangsten op de Nederlandse bankrekening.
Voor de aftrek van rente voor de lening die is gebruikt voor de financiering van de woning in Brazilië heeft het hof overwogen dat slechts één woning kan worden aangemerkt als hoofdverblijf en daarmee als eigen woning in de zin van artikel 3.111, eerste lid, van de Wet IB 2001. Dat betekent dat ook slechts ter zake van één woning recht bestaat op hypotheekrente aftrek. De woning in Nederland kan worden gekwalificeerd als eigen woning van de man. De woning in Brazilië moet daarom tot het box 3-vermogen worden gerekend.
Vergrijpboetes verminderd omdat berekening niet precies was
Voor het hof is, wat de vergrijpboetes betreft, vast komen te staan dat met toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast aanleiding bestaat om de boetes te matigen. De inspecteur heeft de hoogte van de aanslagen weliswaar berekend aan de hand van de transactieoverzichten van de privébankrekening van de man en de door de man zelf verstrekte overzichten. Maar dat neemt niet weg dat de berekening niet bijzonder precies is geweest en dat in de overzichten mogelijk ook (gedeeltelijk) dubbeltellingen zitten.
Omdat de inspecteur de navorderingsaanslagen al heeft verminderd acht het hof ook een vermindering van de boete passend en geboden. Het hof vermindert de boeten met 20% vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2024:2586
Geef een reactie