
De ondernemer had tijdens de coronapandemie twee restaurants in Weesp en vroeg in mei 2021 tegemoetkoming aan op grond van de derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3). Op basis van een verwachte omzetdaling van 52% over de maanden april, mei en juni 2021 kende het UWV voorschotten toe van in totaal ruim € 26.000. Die waren bestemd voor de loonkosten van zijn twee horecazaken.
Onaangename verrassing
In augustus 2022 vroeg de ondernemer om een definitieve berekening. Tot zijn verrassing wees het UWV zijn aanvragen af. Volgens de uitkeringsinstantie was er geen sprake van omzetverlies, maar van omzetstijging. De reden: een derde vestiging in Amersfoort, die in 2020 aan het bedrijf was toegevoegd, bleek volgens het UWV wel degelijk onderdeel van de eenmanszaak en moest daarom worden meegeteld bij de gerealiseerde omzet. Daarmee verviel de basis voor de toegekende steun.
Geen ruimte voor maatwerk
De ondernemer stelde dat hij de derde vestiging bewust buiten zijn aanvraag had gelaten, juist omdat deze in de referentieperiode (2019) nog geen omzet had. De vestiging had een eigen administratie, personeel en klantenkring en was meer dan 40 kilometer verwijderd van de andere restaurants. Volgens de ondernemer had een medewerker van het UWV zijn boekhouder telefonisch bevestigd dat de vestiging buiten beschouwing kon blijven.
Het UWV hield echter voet bij stuk. De regeling is bedoeld voor natuurlijke of rechtspersonen als geheel, aldus de instantie, en voorziet niet in uitzonderingen voor uitbreiding van een onderneming. Ook is er geen bewijs van het vermeende telefoongesprek. Het UWV stelde dat het toelaten van uitzonderingen het risico op misbruik vergroot.
Onjuiste belangenafweging
De rechtbank erkent dat het UWV formeel bevoegd was om de subsidie op nihil te stellen. Toch vindt de rechter dat de belangenafweging onjuist is geweest. De omstandigheden van deze ondernemer zijn uitzonderlijk: de vestiging in Amersfoort werd vlak vóór de pandemie gekocht en had in 2019 nog geen omzet. In 2021 droeg deze vestiging — ondanks beperkende coronamaatregelen — juist bij aan een stijging van de totale omzet, waardoor het leek alsof er geen verlies was geleden.
De rechter wijst er echter op dat de werkelijke situatie veel genuanceerder ligt. Zonder de NOW-steun had de ondernemer zijn personeel in Weesp niet kunnen behouden, ook niet met de extra omzet uit Amersfoort. Het doel van de regeling – behoud van werkgelegenheid – werd dus wel degelijk bereikt. Bovendien twijfelt de rechtbank niet aan de goede trouw van de ondernemer.
Gevolgen zwaarwegend
Het volledig terugvorderen van de voorschotten heeft grote gevolgen voor de ondernemer, die met zijn privévermogen aansprakelijk is voor alle schulden van zijn eenmanszaak. Hij kampt al met belastingschulden uit de coronaperiode, en de extra terugbetaling leidt tot ernstige financiële zorgen. Deze gevolgen reiken volgens de rechtbank verder dan wat in verhouding staat tot het algemene belang dat het UWV wil dienen met een strikte toepassing van de regels.
Nieuwe beoordeling verplicht
De rechtbank vernietigt de eerdere besluiten van het UWV en draagt de instantie op om binnen zes weken nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren. Daarbij moet de omzet van de vestiging in Amersfoort buiten beschouwing blijven. De rechter benadrukt wel dat dit niet automatisch betekent dat de volledige tegemoetkoming wordt toegekend. De daadwerkelijke omzetdaling voor de vestigingen in Weesp kwam volgens de ondernemer uiteindelijk uit op ongeveer 25%, wat lager is dan de aanvankelijk opgegeven 52%.
Vergoeding van kosten
Omdat het beroep gegrond is verklaard, moet het UWV het door de ondernemer betaalde griffierecht van € 742,- terugbetalen. Daarnaast is de instantie veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 1.814,-. De rechtbank baseerde zich daarbij op het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Lees hier de uitspraak.
Geef een reactie