
Wanneer belastingplichtigen aanzienlijke fouten maken in hun belastingaangifte – bijvoorbeeld door €20.000 of meer te weinig belasting te betalen – kan de Belastingdienst een zogenoemde vergrijpboete opleggen. Dit is een zware sanctie, bedoeld voor gevallen waarin sprake is van opzet of grove schuld. Maar om zo’n boete juridisch houdbaar te maken, moet de inspecteur duidelijk vaststellen wie verantwoordelijk is voor de fout, en of die persoon verwijtbaar handelde.
Uit de memo ‘schuldonderzoek’ uit februari 2024 blijkt echter dat dit in de praktijk vaak onvoldoende gebeurt. Inspecteurs laten regelmatig na om de taakverdeling rond het opstellen van de aangifte helder te krijgen. Zonder deze duidelijkheid komt een vergrijpboete op juridische drijfzand te staan.
Inspecteur draagt nu de bewijslast
Tot enkele jaren geleden lag de bewijslast bij de belastingplichtige. Die moest aantonen dat hem geen blaam trof, bijvoorbeeld omdat hij mocht vertrouwen op een deskundige belastingadviseur. Inmiddels is die bewijslast omgedraaid. Het is nu aan de Belastingdienst om aan te tonen dat de belastingplichtige opzettelijk een ondeskundige adviseur heeft ingeschakeld, of dat hij niet goed heeft samengewerkt met zijn adviseur.
Bij fouten door werknemers van een bedrijf geldt dat de werkgever in principe geen schuld heeft, zolang aannemelijk is dat de werknemer voldoende deskundig was. In die gevallen kan de Belastingdienst ook overwegen een boete op te leggen aan de betreffende werknemer of adviseur, mits de belastingderving minimaal €20.000 bedraagt.
Feitenonderzoek moet eerder beginnen
De memo benadrukt het belang van een vroegtijdig feitenonderzoek. Al in de beginfase van een belastingcontrole moet de inspecteur nagaan wie waarvoor verantwoordelijk is bij het opstellen van de aangifte. Dat kan door gerichte vragen te stellen, bijvoorbeeld over interne controlesystemen of afspraken met externe adviseurs. Als later blijkt dat er fouten zijn gemaakt, kan dit vooronderzoek helpen bij het bepalen van de juiste verantwoordelijke partij.
Interne richtlijn na Woo-verzoek
De memo kwam boven water na een verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo). Hoewel het Woo-verzoek specifiek vroeg naar documenten over btw-fouten of btw-fraude door medewerkers, leverde het ministerie van Financiën deze algemene richtlijn aan.
De notitie laat zien dat de Belastingdienst worstelt met de juridische eisen die de rechtspraak stelt aan het opleggen van vergrijpboetes. Zonder zorgvuldig onderzoek naar de verantwoordelijkheidsverdeling riskeren inspecteurs dat sancties in bezwaar- of beroepsprocedures geen stand houden.
Geef een reactie