
De Belastingdienst had Munsterman een boete van € 440.000 opgelegd wegens vermeend feitelijk leidinggeven aan het onjuist afdragen van loonheffingen. Die beschuldiging houdt volgens de rechtbank geen stand.
Schikking
De overgang van Tadic naar de Premier League-club in 2014 bracht FC Twente € 13 miljoen op, maar leidde later tot fiscale problemen. De Belastingdienst stelde vast dat de club een illegale constructie had toegepast waarbij via een gelieerde partij van zaakwaarnemer Zoran Pavlovic bedragen zouden zijn uitbetaald die in werkelijkheid toekwamen aan Tadic. De club trof hierover in 2018 een schikking met de fiscus ter hoogte van € 2,9 miljoen aan naheffingen en boetes.
Feitelijk leidinggeven?
In 2019 richtte de inspecteur het vizier op Munsterman. Hij zou als bestuurder feitelijk leiding hebben gegeven aan het opzettelijk niet of niet volledig afdragen van de verschuldigde loonbelasting door FC Twente. Daarbij stelde de inspecteur dat Munsterman expliciet betrokken was bij de onderhandelingen over de transfer, dat hij bekend was met de afspraak om 15% van de transfersom door te sluizen naar Pavlovic, en dat hij had nagelaten te zorgen voor een juiste afdracht van loonheffingen.
De rechtbank oordeelt dat er weliswaar sprake was van fiscale onregelmatigheden, maar dat niet is gebleken dat Munsterman daarin een actieve en bepalende rol heeft gespeeld. In de woorden van de rechtbank: “De inspecteur [heeft] niet doen blijken (dat wil zeggen: overtuigend aangetoond) dat belanghebbende actief en effectief gedrag heeft vertoond dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip feitelijk leidinggeven valt.”
Geen aansprakelijkheid
Het feit dat Munsterman tot begin 2015 statutair bestuurder was van FC Twente, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om hem aansprakelijk te houden. De rechtbank wijst erop dat de omstreden betalingen grotendeels hebben plaatsgevonden in de periode van mei tot en met september 2015, dus nadat Munsterman niet meer in functie was. Bovendien had hij zijn feitelijke werkzaamheden al in het najaar van 2014 neergelegd. Gesteld noch gebleken is dat hij betrokken was bij de afwikkeling van de tweede overeenkomst met Pavlovic of bij het presenteren van de uitbetalingen als vergoedingen voor ‘scoutingwerkzaamheden’.
De rechtbank vernietigt daarom zowel de boetebeschikking als de uitspraak op bezwaar. Een verzoek tot integrale proceskostenvergoeding wijst zij af, omdat er volgens de rechtbank geen sprake is van “tegen-beter-weten-in handelen” of “vergaand onzorgvuldig handelen” door de Belastingdienst. Wel wordt een forfaitaire proceskostenvergoeding van € 2.721 toegekend, evenals vergoeding van het griffierecht.
Rechtbank Gelderland, ECLI:NL:RBGEL:2025:4322
Bron: Tubantia/rechtspraak.nl
Geef een reactie