
Als fondsen meer tijd nodig blijken te hebben, dan kan die datum ook nog eens verlengd worden. Wat is nu bijna twee jaar na dato, de status? En wat zijn de ervaringen, zeker nu de eerste vier pensioenfondsen zijn ingevaren in het nieuwe systeem?
Het amendement Joseph, dat deelnemers de keuze wilde geven om hun opgebouwde rechten in te varen of niet – zij en de betrokken partijen zijn overigens niet (meer) tegen het nieuwe systeem an sich – is niet aangenomen. De wet is wet, en alle partijen zijn al jaren bezig om de transitie vorm te geven; de eerste fondsen zijn al ingevaren.
Alle pensioenregelingen aangepast
Alle pensioenregelingen moeten uiterlijk per 2028 voldoen aan de nieuwe wet. En natuurlijk geldt dat nieuwe pensioenregelingen die ‘nu’ worden geïntroduceerd per direct moeten voldoen. Er gelden wel diverse uitzonderingen hierop. Zoals fondsen die níet invaren, opgebouwde pensioenen op basis van uitkeringsovereenkomsten bij verzekeraars (middelloonregelingen) en stijgende beschikbare premiestaffels voor alle werknemers die per ultimo 2027 in dienst zijn, de zogenoemde eerbiedigende werking.
Invaren en aanpassingen
Het uitgangspunt is dat pensioenfondsen de opgebouwde (voorwaardelijke) aanspraken ‘invaren’ in het nieuwe systeem. Vanaf uiterlijk 2028 moeten alle nieuwe werknemers voor de toekomstige opbouw daarna een ‘eigen’ flatrate premie krijgen, van maximaal 30% van de pensioengrondslag (salaris minus AOW-franchise). Daarnaast, dat moet al sinds 2024, moeten alle werknemers vanaf 18 jaar kúnnen deelnemen. Formeel is immers een afstandsverklaring nog altijd mogelijk. Bij een bedrijfstakpensioenfonds is deelname uiteraard gewoon verplicht.
Het partnerpensioen moet vanaf 2028 op risicobasis verzekerd worden, met een maximum van 50% van het salaris, diensttijdonafhankelijk. Waarbij dit dan ook geldt voor samenwoners. Er mag dus geen onderscheid meer gemaakt worden tussen gehuwden (en geregistreerd samenwonenden) enerzijds, en samenwonenden anderzijds. Zelfs na overlijden kan met een samenwoningsverklaring nog worden ‘aangetoond’ dat sprake was van samenwoning en er dus recht bestaat op een partnerpensioen. Tot slot móet het wezenpensioen tot 25 jaar duren, korter of langer mag niet meer.
Pensioenfondsen
De meeste pensioenfondsen gaan invaren en hebben dit al per 2025 vastgelegd in het transitieplan. De opgebouwde (voorwaardelijke) pensioenrechten worden dan omgezet in een premieovereenkomst, feitelijke een eerste koopsomstorting. Een (groot) aantal, met name gesloten pensioenfondsen, zonder nog actieve opbouwende deelnemers, varen daarentegen niet in. Zij blijven dan ook vallen onder de ‘oude regels’ – het nFTK (nieuw Financieel ToetsingsKader) – waarbij de dekkingsgraad bepalend is voor indexatie (en mogelijke kortingen).
Gezien de actuele dekkingsgraad zullen de gemiddelde pensioenen met zo’n 5 á 10 procent bij ‘invaren’ verhoogd worden, Daarna is de verdere stijging (of daling) afhankelijk van de beleggingen (en de levensverwachting). De meeste bedrijfstakpensioenfondsen hebben gekozen voor de solidaire premieovereenkomst. Waarbij er dan een solidariteitsreserve is gevormd vanuit de buffer van zo’n 3 á 5 procent om kortingen op te vangen. De meeste ondernemingspensioenfondsen kiezen voor de flexibele premieovereenkomst. Bij ingang van het pensioen kan de deelnemer dan veelal kiezen voor aankoop van een (vast) pensioen bij een verzekeraar of gaat mee in de variabele uitkeringsfase bij het fonds, waar dan een risicodelingsreserve wordt gevormd vanuit een deel van zijn pensioenvermogen.
Verzekeraars/PPI’s
Middelloonregelingen moeten per 2028 eindigen. Wel mogen zij nog tot 2028 worden omgezet in een stijgende beschikbare premiestaffel, die dan weer voor zittende werknemers mag worden voorgezet. Zo niet, dan moeten alle werkenden vanaf 2028 een flatrate premie krijgen. De ervaring is tot nu toe dat de meeste – zeker kleinere – werkgevers vooralsnog kiezen voor eerbiedigende werking. Pas in 2028 zal dan ook blijken wat de gemiddelde flatrate premie zal zijn in de vrije markt. Dat deze aanzienlijk lager zal zijn dan a. het maximum van 30 procent en b. de gemiddelde premie bij (bedrijfstak)pensioenfondsen van zo’n 25 procent is al wel duidelijk. De gemiddelde premie zal dan ook tussen de 15 en 20 procent liggen (inclusief eigen bijdrage). Op zich kan dat voldoende zijn, uitgaande van 4 procent rendement. Werknemers mogen uiteraard altijd bijsparen tot 30 procent, als extra pensioen, en als dat niet kan in een eigen (bancaire) lijfrente.
De partnerpensioenen bedragen op grond van de transitieplannen ongeveer 25 tot 30 procent en blijven dus ook aanzienlijk onder het maximum, maar zijn wel gemiddeld gelijk aan de huidige partnerpensioenen. Opgebouwde partnerpensioen-rechten blijven ook gewoon in stand, waardoor met name oudere werknemers daarbovenop nog een ‘volledig’ partnerpensioen nieuwe stijl krijgen.
Eerste vier fondsen
De eerste drie fondsen zijn per 2025 ingevaren. Dat zijn het Beroepspensioenfonds Loodsen, het personeelspensioenfonds van het APG (de uitvoerder van het ABP-pensioen) en het Pensioenfonds Werk en (re)Integratie (PWRI). De APF-kring Holland Casino is per 1 mei 2025 ingevaren. Zij hebben de pensioenen met zo’n 8 procent verhoogd. Dit bestaat deels uit inhaalindexatie en uit ‘uitdeling’ van de buffer. Deze is immers in het nieuwe systeem niet meer nodig. Waarbij bepaalde groepen ook nog een extra compensatie krijgen, dit betreft veelal 45-plussers.
Transitie
Voor zover bekend heeft de transitie geen problemen opgeleverd qua technische uitvoering en/of communicatie. Of de omzetting op individueel niveau ook goed is gegaan is nog niet bekend, daarvoor is de termijn nog te kort om dat te beoordelen. Het betreft wel 4 relatief kleine fondsen, met samen zo’n 200.000 deelnemers, waarvan 190.000 bij PWRI. Dit is dus maar zo’n 1% van alle pensioenaanspraken (de meeste deelnemers hebben immers bij meer dan één uitvoerder een aanspraak opgebouwd).
Rechtszaken
Door ’tegenstanders’ van de Wtp is veel aandacht gevraagd voor het risico van een ’tsunami’ aan rechtszaken. Die enerzijds betrekking hebben op het schenden van het Europees eigendomsrecht en anderzijds op de compensatie en/of anders invaarafspraken. Tot nu toe blijkt dit mee te vallen. En zijn alle ‘eigendomsdiscussies’ afgewezen door de rechters. Dat laat onverlet dat er ongetwijfeld nog wel geprocedeerd gaat worden. Waarbij een échte ‘eigendomsprocedure’ nog moet komen. De tot nu toe gevoerde procedures waren onvoldoende representatief en hadden eigenlijk niet eens betrekking op de invaarprocedure sec.
Aandachtspunten
Een belangrijk aandachtspunt blijft de juistheid van de onderliggende data. Nadat er is ingevaren is er weinig buffer meer om aanspraken aan te passen. Op macroniveau zijn alle fondsen druk bezig om de data te verifiëren. Zo heeft het ABP, veruit het grootste pensioenfonds, daarom besloten om de transitie met minimaal 1,5 jaar uit te stellen. Toch zal pas na de transitie blijken of de data juist zijn. Eerst daarna zullen immers de deelnemers echt actief worden en data van voor en na de transitie (kunnen) vergelijken. Dat er nog onjuistheden zijn mag te verwachten zijn, maar ook hier duidt (nog) niets op grootschalige omissies.
Afdronk tot heden en vervolg
De eerste afdronk is dan ook goed. De crux zit meer in het maken van de afspraken door sociale partners, en/of door werkgever met OR/werknemers sec, en daarvoor is nog tot 2028 de tijd, dan in de uitvoering. Als de communicatie verder goed gaat, lijkt het erop dat de transitie vloeiend gaat en hopelijk het pensioenbewustzijn aanzienlijk verhoogt, nu het gaat om ieders eigen ‘pensioenvermogen’.
Dan kan de start van Wtp 2.0, met meer keuzevrijheden en aanwendingsmogelijkheden ingezet worden. Pensioen staat net als de maatschappij en de arbeidsmarkt niet stil uiteraard. Te denken hierbij valt aan het kunnen aanwenden van pensioengeld ook vóór pensioendatum, voor studie-, (mantel)zorgverlof, aankoop eigen woning, of sabbatical.
Ook meer (hernieuwde) keuzemogelijkheden op en na pensioendatum liggen dan voor de hand. Van de beoogde lumpsum (het bedrag ineens dat nu op de agenda staat om ingevoerd te worden per 1 juli 2026) tot herziening van keuzes na ingang. De tijd zal het leren. Pensioen is een langzaam vak. De Wtp heeft vanaf 2010 tot 2023 geduurd, en de lumpsum had al per 2022 ingevoerd moeten worden. Maar dát er nog veel aangepast gaat worden vanuit verpersoonlijking mag duidelijk zijn!
Mr J. Theo Gommer MPLA CCFP, managing partner &Gommer Pensions Group/Gommer Advocaten Pensioenrecht, Financieel Recht en Verzekeringsrecht.
Deze bijdrage is eerder gepubliceerd op Pensioen Vanmorgen. Met Pensioen Vanmorgen onderbouw je jouw pensioenkennis. Je volgt relevante ontwikkelingen en krijgt nieuwe inzichten door zowel korte als beschouwelijke artikelen. Abonneer je op Pensioen Vanmorgen en ontvang alle ins en outs over pensioenen voor een goed onderbouwd pensioenadvies.
Geef een reactie