Het incident op 19 juli 2025, waarbij iemand vijftien keer werd gestoken met een schaar en door meerdere personen in de winkel werd aangevallen, leidde tot een tijdelijke sluiting van het winkelpand. Volgens de burgemeester bracht het incident een ernstige verstoring van de openbare orde met zich mee, mede omdat personeel van de supermarkt niet volledig met de politie had meegewerkt en eerdere geweldsincidenten in de wijk hadden plaatsgevonden. Het winkelpand zou bovendien een rol spelen in ondermijningsproblematiek en grootschalige geweldsincidenten in de Eindhovense wijk, aldus de bestuursrapportage.
Besluit betwist
De eigenaresse van de supermarkt was het oneens met het besluit en stapte naar de kantonrechter. Ze stelde dat het geweldsincident primair een familieconflict betrof en losstaat van georganiseerde criminaliteit of ondermijnende activiteiten binnen de winkel. Daarbij wees zij op eerdere meldingen en aangiften tegen de betrokken persoon, die door de politie waren behandeld, maar geen directe gevolgen hadden gehad. De supermarkt had bovendien een concreet plan van aanpak opgesteld in samenwerking met Adviesbureau Horecavergunningen, waarin 13 veiligheidsmaatregelen waren opgenomen om herhaling te voorkomen.
Doodsteek
Opvallend in deze zaak is de rol van de accountant. In een brief van 14 augustus 2025 onderstreepte deze dat de supermarkt een familiebedrijf is met twintig personeelsleden en recent een nieuwe vestiging had geopend, waarvoor aanzienlijke investeringen waren gedaan. Volgens de accountant zou een sluiting van drie maanden leiden tot een omzetverlies die gelijk is aan de volledige jaarwinst van 2024. Daarnaast zou een tijdelijke sluiting financiële problemen kunnen veroorzaken met toeleveranciers, die strakkere betalingscondities zouden kunnen opleggen. De accountant concludeerde dat “het forse omzetverlies, gelet op de zware financieringsverplichtingen, de doodsteek voor de onderneming zou kunnen betekenen.”
Plan van aanpak
De voorzieningenrechter hechtte aanzienlijk gewicht aan deze onderbouwing. Hoewel de ernst van het incident evident was, werd vastgesteld dat verzoekster een concreet en uitvoerbaar plan van aanpak had opgesteld om herhaling te voorkomen. Daarbij nam de rechter mee dat de maatregelen daadwerkelijk in uitvoering waren en dat verzoekster bereid was aanvullende veiligheidsmaatregelen te treffen in overleg met de politie. Gezien de ernst van het omzetverlies en de concrete veiligheidsmaatregelen ging de rechter mee in het verzoek van de supermarkteigenaresse.
Lees hier de uitspraak.



Geef een reactie