Enige tijd na het indienen van de IB- en OB-aangiften besprak een registeraccountant deze aangiftes met zijn cliënten. De Accountantskamer vindt dat de accountant uit het oogpunt van een zorgvuldige uitvoering van zijn werkzaamheden, eerst aan zijn cliënten toestemming had moeten vragen voor het indienen van de aangiften voorafgaand aan de bespreking hiervan.
Een registeraccountant is vanaf eind 1993 werkzaam geweest in het bedrijfsleven in diverse (interim) functies en daarnaast als docent bij twee Hbo-instellingen. De accountant is sinds 1993 uitsluitend werkzaam geweest als accountant in business. In zijn vrije tijd heeft hij voor kennissen en personen die via anderen bij hem terecht gekomen zijn, tegen een vergoeding de boekhouding, de aangiften inkomstenbelasting en zo nodig ook de aangiften omzetbelasting verzorgd. Dit deed hij vanuit zijn eenmanszaak.
De accountant heeft voor een ZZP’er werkzaam in de bouw sinds 2002 tegen een vergoeding de boekhouding en de aangiftes IB en OB verzorgd. Voor een andere ZZP’er, ook werkzaam in de bouw, en zijn echtgenote heeft hij deze werkzaamheden sinds 2005 verricht. Enige tijd na het indienen van de aangiften, besprak de accountant deze met de ZZP’ers. Bij de bespreking nam de RA in de regel de mappen met de originele stukken die hij van zijn cliënten had ontvangen mee, alsmede de jaarlijkse nota voor zijn diensten.
Conflict
Op een gegeven moment is er tussen een ZZP’er en de accountant een conflict ontstaan over de afbouw van een badkamer in het woonhuis van de accountant. De ene ZZP’er heeft hierbij als een soort hoofdaannemer opgetreden en de andere ZZP’er heeft bepaalde werkzaamheden uitgevoerd. Het conflict heeft betrekking op nog uit te voeren werkzaamheden en het door de ZZP’ers in rekening brengen van meerwerk.
De accountant heeft de ene ZZP’er zijn echtgenote uitgenodigd om de aangiften IB te bespreken. De echtgenote heeft aan de accountant meegedeeld dat haar man er niet voor voelt om de aangiften persoonlijk te bespreken en hem verzocht om de aangiften en de factuur hiervoor te willen opsturen.
Met de moeder van de andere ZZP’er heeft de RA de aangifte IB en de suppletieaangifte OB besproken. Tijdens deze bespreking heeft de moeder gevraagd of zij de mappen met originele stukken enkele dagen later kon ophalen bij de accountant. De accountant heeft tijdens deze bespreking zijn factuur voor de werkzaamheden met betrekking tot het boekjaar 2014 ad € 2.925,78 aan de moeder overhandigd. De moeder heeft op het afgesproken tijdstip de stukken niet in ontvangst kunnen nemen, aangezien de accountant onvoorzien laat thuis was. Latere pogingen om de stukken op te halen zijn gestrand op een weigering van de accountant om de stukken te overhandigen. De RA heeft daarbij een beroep gedaan op een opschortingsrecht.
De ZZP’er heeft zijn factuur nog steeds niet betaald. De RA heeft de factuur van de ZZP’er voor de bouwwerkzaamheden in de badkamer evenmin voldaan.
Nadat de accountant de aangifte IB en zijn factuur aan de tweede ZZP’er en zijn echtgenote heeft gezonden, heeft de echtgenote aangekondigd dat zij de map met originele stukken de volgende week wilde ophalen. De accountant heeft haar meegedeeld dat dit geen probleem was, mits de factuur zou zijn betaald. Na diverse betalingsherinneringen is de factuur voldaan. Enige dagen later is de map met stukken bij de accountant opgehaald.
De klacht
Volgens de twee ZZP’ers heeft de accountant gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Ten grondslag aan de klachten liggen de volgende verwijten:
- de RA weigert stukken die zij hem met het oog op het indienen van hun aangiften inkomstenbelasting hebben overhandigd, te retourneren, terwijl hij hiertoe verplicht is, ongeacht of zijn facturen worden betaald.
- de RA heeft de aangifte IB en de suppletieaangifte OB van de eerste ZZP’er ingediend en diezelfde aangiften van de tweede ZZP’er, zonder deze vooraf met ieder van hen te hebben besproken.
Gronden van de beslissing
De Accountantskamer stelt voorop dat het gaat om stukken uit de eigen administratie van de ZZP’ers, die niet door de RA zijn opgesteld. Volgens de Accountantskamer hebben en hadden de ZZP’ers dan ook recht op teruggave van deze stukken. Zij hebben immers een bewaarplicht en een administratieplicht en moeten daarom te allen tijde over hun stukken kunnen beschikken. De accountant heeft volgens de rechters in zijn verweer miskend dat het retentierecht uitsluitend ziet op door de accountant opgestelde stukken, in welk geval volgens vaste jurisprudentie van de Accountantskamer een belangenafweging dient te worden gemaakt alvorens het retentierecht wordt uitgeoefend.
Door te weigeren de stukken uit hun administratie aan de ZZP’ers terug te geven, heeft de RA gehandeld in strijd met de eisen voortvloeiend uit het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, zoals bedoeld in artikel 2 onder d. van de VGBA.
Wat betreft het klachtendonderdeel dat de accountant hun aangiften IB en de suppletieaangifte OB eerst na indiening daarvan ter goedkeuring kwam bespreken, hebben de ZZP’ers aangevoerd dat zij met deze handelwijze niet “erg gelukkig” zijn, aangezien zij verantwoordelijk zijn voor de aangiftes. De RA heeft in zijn verweerschrift gesteld dat, met uitzondering van de aangiften over 2012 – die wel voorafgaand aan de indiening besproken zijn -, de door hem opgestelde aangiften steeds achteraf werden besproken en toegelicht. Zijn cliënten hebben steeds met deze werkwijze ingestemd, althans hiertegen geen bezwaar gemaakt. Met betrekking tot de hier aan de orde zijnde aangiften hebben zij volgens de RA ook niet kenbaar gemaakt dat zij, in afwijking van het gebruik in de voorgaande jaren, deze aangiften voorafgaand aan het indienen hiervan wensten te bespreken. De tweede ZZP’er heeft zelfs laten weten in het geheel geen toelichting te wensen op de aangiften van hem en zijn echtgenote, aldus de accountant. De accountant heeft hieraan toegevoegd dat de Belastingdienst de aangiften van deze twee cliënten, evenals van andere personen voor wie hij vergelijkbare werkzaamheden heeft verricht, steeds heeft geaccepteerd en nimmer correcties heeft aangebracht.
De Accountantskamer overweegt dat de accountant uit het oogpunt van een zorgvuldige uitvoering van zijn werkzaamheden, vooraf aan zijn cliënten toestemming had moeten vragen voor het indienen van de aangiften voorafgaand aan de bespreking hiervan. Dat zijn cliénten hier nooit een probleem van hebben gemaakt, doet hieraan niet af, volgens de Accountantskamer. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de accountant om de belangen van zijn cliënten op een zorgvuldige wijze te behartigen. Immers, indien na indiening van de aangiften zou zijn gebleken dat hier onjuistheden in stonden, had de accountant zowel zichzelf als zijn cliënten in de problemen gebracht. De opmerking van de RA in zijn verweerschrift dat de Belastingdienst de door hem ingediende aangiften steeds heeft geaccepteerd en nimmer correcties heeft aangebracht, doet hieraan evenmin toe of af.
Maatregel
De Accountantskamer acht in deze klachtzaken de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
Geef een reactie