De Hoge Raad oordeelt dat er geen MIA mag worden toegepast voor investering in een “nieuw gebouw voor gecertificeerde dienstverlening” waarbij niet uitsluitend gecertificeerd hout is gebruikt.
X BV vormt tezamen met onder meer A B.V. een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. A BV exploiteert een hotel-restaurant, dat zij heeft laten verbouwen. In het kader van deze verbouwing heeft A BV onder andere een investering gedaan van (meer dan) € 1.000.000 in de keuken en het restaurant van het hotel-restaurant. De investering geldt als investering in een “nieuw gebouw voor gecertificeerde dienstverlening” in de zin van onderdeel B 1004 van de voor het jaar 2010 geldende tekst van de bijlage bij de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2009 (hierna: de Aanwijzingsregeling) en onderdeel B 1026 van de voor het jaar 2011 geldende tekst van die bijlage (hierna voor beide jaren aangeduid als: de Milieulijst). Het hout dat is gebruikt bij de verbouwing waarop de investering betrekking heeft, is niet uitsluitend duurzaam, gecertificeerd hout als omschreven in onderdeel B 1004 respectievelijk onderdeel B 1026 van de Milieulijst (hierna: gecertificeerd hout).
In haar aangifte voor de vennootschapsbelasting voor het onderhavige jaar (2011) heeft A BV belanghebbende voor de investering verzocht om milieu-investeringsaftrek als bedoeld in artikel 3.42a van de Wet IB 2001 (hierna: MIA).
Gecertificeerd hout
De inspecteur heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat de MIA niet kan worden verleend, omdat bij de verbouwing waarop de investering betrekking heeft, niet uitsluitend gebruik is gemaakt van gecertificeerd hout. Volgens het Hof heeft de inspecteur terecht geen MIA verleend voor de investering. Het Hof heeft A BV’s stelling dat haar op grond van het gelijkheidsbeginsel de MIA moet worden verleend, verworpen.
Oordeel Hoge raad
De Hoge Raad oordeelt dat het beleid van de inspecteur voor toepassing van de MIA inhoudt dat er voor milieu-investeringen maximaal €500,- aan niet-gecertificeerd hout mag worden besteed. Dat in dit geval slechts 1% van de totale investering op niet-gecertificeerd hout zag, kan A BV niet baten. De Hoge Raad oordeelt dat het beleid niet differentieert naar de omvang van de desbetreffende investering, om te waarborgen dat in alle gevallen enkel een gering deel van het investeringsbedrag ziet op niet-gecertificeerd hout. De toegestane marge niet-gecertificeerd hout hangt dus niet af van de omvang van de investering. Het cassatieberoep van A BV is ongegrond.
Geef een reactie