Een RA heeft bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven zonder succes beroep aangetekend tegen een door de Accountantskamer opgelegde waarschuwing. Net als de tuchtrechter oordeelt het college dat de RA bij het opstellen van een rapport onvoldoende vakbekwaam en professioneel heeft gehandeld. Dat rapport ging over het bepalen van een deel van de koopprijs voor een aandelenpakket in een geschil tussen twee bedrijven die allebei (ex-)klant waren.
De RA had een rapport opgesteld voor een klant (een BV) die aandelen in twee deelnemingen had verkocht. De verkoopprijs bestond uit een vast bedrag van € 1,1 miljoen, een uitgesteld deel van € 66.000 en een variabel deel dat afhankelijk is van de vrije cashflow van de koper. Dat wordt de ‘earn out’ genoemd. Zowel koper als verkoper waren tot 2010 klant van het accountantskantoor waar de RA werkte.
In 2014 ontstaat een geschil over het berekenen van de earn out. De RA heeft voor de verkopende partij een rapport opgesteld waarin wordt geconcludeerd dat de eerdere berekening van de earn out aansluit op de jaarrekeningen van de betreffende vennootschappen en dat de uitgangspunten overeenkomen met de bepalingen in het koopcontract.
De rechtbank Amsterdam komt in 2015 eveneens tot die conclusie. De verkoper krijgt daardoor een bedrag van € 314.096 toegewezen/ In hoger beroep wijst het gerechtshof in Amsterdam later een tussenarrest: de koper mag proberen te bewijzen dat de koopovereenkomst toch anders uitgelegd moet worden.
Tuchtklacht
Intussen moet de RA ook voor de Accountantskamer verschijnen: de koper vindt dat een voormalig accountant niet als partijdeskundige een oordeel kan geven over de interpretatie van de cijfers van de vennootschap zonder instemming van die vennootschap. Bovendien is het opgestelde rapport niet in overeenstemming met Standaard 4400. Het rapport werkt daarnaast ten onrechte de indruk assurance af te geven met betrekking tot de earn out en de RA heeft de koper vooraf niet verteld dat hij zijn medewerking zou verlenen aan het verzoek van een derde en zich zou uitspreken over jaarverslagen van de koper.
Waarschuwing
De Accountantskamer vindt dat niet kan worden vastgesteld of de RA bedreigingen voor de naleving van de fundamentele beginselen van vertrouwelijkheid en van objectiviteit door belangenverstrengeling dan wel belangentegenstellingen heeft gesignaleerd en heeft besproken, welke waarborgen hij heeft getroffen en welke conclusies hij daaruit heeft getrokken. Alleen al daarom heeft hij de verplichting tot toepassing van professionele oordeelsvorming geschonden. Hij had tegenover de koper transparant moeten zijn over zijn rol voordat hij de opdracht aannam. “Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft appellant daarmee in strijd gehandeld met de fundamentele beginselen van objectiviteit, vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.” Aan de RA is de maatregel van waarschuwing opgelegd.
Rechter haalt rapport aan
De RA stapt naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Hij stelt dat hij niet betrokken is geweest bij de verkooptransactie die tot het geschil heeft geleid. De rechtbank heeft bij zijn oordeel feiten en gegevens aanhaalt die ook zijn vermeld in het gewaakte rapport. Daarom is het volgens de RA niet logisch dat het rapport niet relevant is, dan wel niet voldoet aan het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Maar het college vindt die argumentatie niet geldig. Die gaat namelijk inhoudelijk niet in op het oordeel van de accountantskamer. “Deze grief [kan] dus niet leiden tot gegrondverklaring van het hoger beroep.” Als een accountant van een cliënt een opdracht krijgt een rapport op te stellen in verband met een civiele procedure tegen een voormalige cliënt en daarbij gebruik maakt van gegevens waar hij wetenschap van had uit zijn voormalige cliëntrelatie, ontstaat een bedreiging voor de objectiviteit en vertrouwelijkheid, zo is het college het met de Accountantskamer eens. De RA had zich bij het aanvaarden van de opdracht ook bewust moeten zijn van een mogelijke bedreiging voor de naleving van het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid en objectiviteit. “Appellant heeft onvoldoende de in deze situatie te betrachten distantie in acht genomen. De stelling van appellant dat hij niet betrokken is geweest bij de verkooptransactie en dat niet vast is komen te staan dat de civiele rechter zich heeft laten leiden door het rapport, wat daar ook van zij, neemt niet weg dat appellant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.”
Niet-concrete stellingen
De RA bestrijdt daarnaast vergeefs het oordeel dat hij niet professioneel heeft gehandeld. “Het College stelt vast dat appellant bij de accountantskamer noch in hoger beroep stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij tijdig aandacht heeft geschonken aan bedreigingen voor zijn vertrouwelijkheid en objectiviteit. Het lag dus op zijn weg om de feitelijke stellingen waarmee hij zijn verweer heeft gemotiveerd met voldoende concrete feiten en omstandigheden te onderbouwen en deze bij betwisting te bewijzen. Hetgeen appellant in hoger beroep daartoe heeft aangevoerd zijn louter stellingen van niet concrete aard. De omstandigheid dat het accountantskantoor waaraan appellant is verbonden houder is van een AFM-vergunning neemt niet weg dat appellant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.”
Geef een reactie