Pieter Lakeman heeft met zijn Stichting Onderzoek Bedrijfs Informatie (SOBI) bot gevangen bij de Accountantskamer. Die heeft een klacht tegen zeven (voormalige) PwC-accountants ongegrond verklaard.
Vorig jaar april diende SOBI een tuchtklacht in tegen de PwC-topbestuurders. Die ging over de controle van SHV-dochter Econosto Mideast in de boekjaren 2009 tot 2014. Er zouden toen steekpenningen zijn betaald om opdrachten binnen te halen en de zeven RA’s van PwC zouden daarvan op de hoogte zijn geweest zonder dat te melden bij de bevoegde overheidsinstanties. Onder de beklaagden was Bart Koolstra, die vanwege deze zaak terugtrad als lid van de raad van toezicht bij de AFM. Die is namelijk een onderzoek gestart naar de gang van zaken rondom de controle van Econosto. Volgens SOBI, die de klacht heeft onderbouwd met drie artikelen uit de NRC, had Koolstra zijn AFM-functie niet mogen aanvaarden.
SOBI verwijst onder meer naar een (niet aan de tuchtrechter overhandigde) memo uit 2010, waarin een directielid van de SHV-dochter aangeeft dat de accountant het bedrijf twee maanden eerder heeft gewaarschuwd dat de betaling van commissies beschouwd zouden kunnen worden als omkoping.
Krantenbericht niet voldoende
De Accountantskamer overweegt dat de krantenartikelen onvoldoende aannemelijk maken dat de betrokken RA’s wisten van de omkoping. Bovendien heeft SOBI te weinig heeft gesteld en in de procedure tot op heden onvoldoende aannemelijk gemaakt om de RA’s te verplichten de bewuste memo te laten zien. “Betrokkenen doen daartoe, voor zover van toepassing, terecht een beroep op hun geheimhoudingsplicht (VGC) c.q. hun verplichting tot vertrouwelijkheid (VGBA).” Voor zes van de zeven geldt bovendien dat zij niet verplicht waren de fraude te melden als zij daarvan op de hoogte waren geweest. Die plicht geldt alleen voor de controlerend accountant.
Vissen
SOBI heeft “nog niet het begin van bewijs” aangedragen dat de RA’s ook daadwerkelijk geen melding hebben gedaan, aldus de tuchtrechter. Die wijst ook naar de geheimhoudingsplicht op grond van de Wwft. “Het zou strijdig zijn met de eisen van een goede tuchtprocesorde, indien een ieder door het indienen van een (niet met voldoende feiten onderbouwde) tuchtklacht, de facto een zogenaamde fishing expedition, een accountant ter afwering van die tuchtklacht zou kunnen dwingen deze geheimhoudingsplicht te doorbreken.”
Op de zitting heeft SOBI nog aangegeven bij nader inzien de bestuurders zelf niet te verwijten geen melding te hebben gedaan, maar wel te vinden dat op hen de zorgplicht rustte dat deze fraude door hun medewerkers zou worden gemeld. Maar die klacht wordt ook ongegrond verklaard: de kennis bij de bestuurders is niet aannemelijk geworden en voor het aanspreken van bestuurders op hun zorgplicht zijn meer bewijzen nodig.
Geen professionele dienst
Omdat de kennis van de fraude niet aangetoond is, treft ook Koolstra niet het verwijt dat hij zijn functie bij de AFM niet had mogen aanvaarden. Bovendien vraagt de Accountantskamer zich af of het aanvaarden van zo’n functie binnen de reikwijdte van het tuchtrecht valt. Als dat al het geval is, dan “dient geoordeeld te worden dat het aanvaarden van een dergelijke functie op zichzelf niet kan worden aangemerkt als een ‘professionele dienst’ in de zin van artikel 1 VGBA”. Daarom kan ook op die grond niet worden geoordeeld dat Koolstra door het niet melden van de vermeende fraude, als hij daarvan al op de hoogte was geweest, het accountantsberoep in diskrediet zou hebben gebracht met de aanvaarding van zijn AFM-functie.
Het is niet de eerste keer dat de Accountantskamer een klacht van SOBI ongegrond verklaard. Begin dit jaar wees de tuchtrechter al een klacht tegen een accountant van EY in de zaak rondom uitvaartbedrijf De Facultatieve af. Lakeman is tegen die uitspraak in beroep gegaan.
Lees hier de uitspraak van de Accountantskamer
17/918, 17/919, 17/921 tot en met 17/924 en 17/926 Wtra AK
Geef een reactie