Het kopen van een pand in verhuurde staat is niet genoeg om dat pand te kwalificeren als bedrijfsmiddel. Dat blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland. Die kreeg een zaak voorgelegd van een BV die met twee andere dochtervennootschappen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting vormde en zowel vastgoed verhandelde als verhuurde.
De vennootschap bezat in de jaren 2010-2012 gemiddeld 405 panden, waarvan 52 panden gezamenlijk met derden. In de periode 2008 tot en met 2012 stegen de huurinkomsten van € 3.200.000 tot € 6.400.000. In geschil was in hoeverre de gekochte en verkochte panden als bedrijfsmiddel of als ‘voorraad’ zijn aangehouden. De B.V. kocht in 2011 verschillende panden aan en boekte daarvoor een deel van zijn herinvesteringsreserve af. Mocht dat? De rechtbank vond dat een onderneming een pand kan kopen met de bedoeling het weer door te verhandelen en voorlopig te verhuren. Dan is sprake van een gemengd karakter: het vastgoed is dan zowel bedrijfsmiddel als belegging. De herinvesteringsreserve kan alleen wordt toegepast op pure bedrijfsmiddelen, niet op bedrijfsmiddelen die ook als ’voorraad’ dienen. Het lukte de BV niet aannemelijk te maken dat de gekochte panden geen beleggingskarakter hebben. Wel was er een indicatie dat het bedrijf de panden als bedrijfsmiddelen wil exploiteren. Maar dat was onvoldoende om de herinvesteringsreserve te kwalificeren als bedrijfsmiddelen.
Geef een reactie