Een notaris heeft ook bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) niet aan kunnen tonen dat een voormalige accountant-administratieconsulent excessieve declaraties heeft ingediend voor de door hem verrichte diensten. Verklaringen van drie medewerkers van de notaris dat de AA regelmatig rookte en privé-telefoongesprekken voerde tijdens zijn verblijf bij het notariskantoor zijn daarvoor onvoldoende.
Kwart miljoen uit kas
De voormalige AA deed als penningmeester van de Mercedez-Benz Club Nederland een greep in de kas van bijna een kwart miljoen. Daarvoor werd hij na klachten van de NBA al in 2016 voor de maximale termijn van 10 jaar doorgehaald, daarna nog een tweede keer na klachten van zijn voormalige werkgever. Voor het notariskantoor in Oss verrichte de AA vanaf januari 2013 verschillende accountancywerkzaamheden. Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) kondigde al kort daarvoor aan periodiek onderzoek te doen naar het notariskantoor vanwege een gebrekkige administratie, dus er was veel werk te verzetten. Omdat de notaris de werkzaamheden van de AA op een gegeven moment niet meer kon betalen kwamen de partijen in mei 2013 een geldlening van € 94.879,14 overeen van de AA aan de notaris, die maandelijks (minimaal) € 3.000 af zou lossen. Per e-mail liet de AA op 14 maart 2016 aan de notaris weten zijn werkzaamheden voor het notariskantoor per direct neer te leggen, met name door de hoogte van het openstaande saldo van zijn facturen.
Excessieve declaraties om fraude te compenseren
De notaris spande later een tuchtzaak aan tegen de AA waarin ze hem een reeks verwijten maakte. Die zou excessieve declaraties in rekening hebben gebracht om, volgens haar, de financiële gevolgen van de fraude te kunnen compenseren. De klacht over de declaraties werd ongegrond verklaard. Wel werd de AA door de Accountantskamer schuldig bevonden aan het schenden van een afspraak over urenverantwoording en het afgeven van beoordelingsverklaringen zonder dat hij de jaarrekeningen had samengesteld. Ook werd hem volgens de tuchtrechter terecht verweten dat hij de notaris abrupt in de steek had gelaten terwijl er op dat moment problemen met het BFT speelden. De Accountantskamer zag echter geen aanleiding om naast de eerder maatregelen van doorhaling extra of verzwarende maatregel op te leggen.
Roken en privé-telefoongesprekken
De notaris legde zich daar niet bij neer en ging in beroep bij het CBb. Daar draaide het vooral om de vermeende excessieve declaraties. De notaris meende dat de accountantskamer ten onrechte veel waarde heeft gehecht aan de omstandigheid dat de AA gedurende de gedeclareerde uren wel aanwezig was op haar kantoor. Volgens de notaris is, gelet op de verstrekte opdracht, bepalend of de opdracht binnen een redelijk aantal uren is voltooid. Daarbij heeft de maatman van betrokkene tot uitgangspunt te gelden, te weten, de redelijk bekwame vakgenoot. De notaris betwistte dat de AA de tijd op kantoor uitsluitend heeft besteed aan het voeren van de administratie en verwijst daartoe naar de verklaringen van drie van haar medewerkers die zij in hoger beroep heeft overgelegd. In die verklaringen werd volgens de rechter met name gesteld dat de situatie in de laatste vijf maanden verslechterde, dat de AA regelmatig rookte en dat ook privé-telefoongesprekken voerde. Uit normbedragen van een andere accountant en de door de AA bestede uren zou volgens de notaris duidelijk worden dat niet alleen sprake was van niet efficiënt werken, maar wel degelijk van excessief declaratiegedrag. Daarbij zou over de jaren 2013 tot en met 2015 € 46.994,37 te veel in rekening zijn gebracht.
Oordeel CBb
Het College gaat daar niet in mee. De rechter ziet in de ‘vrij algemene’ verklaringen van de medewerkers geen concreet bewijs voor de stelling dat de AA zijn gedeclareerde uren (doorgaans) niet zou hebben besteed aan werkzaamheden voor de notaris.
‘Het College is van oordeel dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de facturen van betrokkene vanaf november 2013 zodanig hoog waren dat sprake is van een handelen in strijd met de voor betrokkene te verlangen zorgvuldigheid, integriteit of professionaliteit waardoor sprake is van een schending van respectievelijk de VGC en VGBA. Aan appellante kan worden toegegeven dat de enkele omstandigheid dat betrokkene de in rekening gebrachte uren op haar kantoor aanwezig is geweest, niet betekent dat daarmee van excessieve declaraties geen sprake kan zijn. Maar, anders dan appellante betoogt, heeft de accountantskamer voor de vraag of betrokkene een excessief hoog aantal uren heeft gedeclareerd niet uitsluitend van belang geacht dat betrokkene die uren wel aanwezig was op het kantoor van appellante, maar ook dat appellante, naar zij ter zitting bij de accountantskamer heeft erkend, geen concrete aanwijzingen heeft dat deze uren niet besteed zouden zijn aan werkzaamheden ten behoeve van haar kantoor.’
[…]
‘Het betoog van appellante dat zij wel degelijk aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene niet alleen ‘niet efficiënt’ heeft gewerkt, maar ook excessief heeft gedeclareerd, faalt eveneens. Naar het oordeel van het College heeft appellante haar standpunt dat de facturen in de periode vanaf november 2013 zodanig hoog waren dat betrokkene hiervoor een tuchtrechtelijk verwijt treft onvoldoende met concrete, objectieve gegevens onderbouwd. Het College neemt daarbij in aanmerking dat appellante in haar klaagschrift heeft volstaan met een globaal overzicht van de in rekening gebrachte uren en daarbij heeft gewezen op de door [naam 7] verstrekte opgave van de (gebruikelijke) kosten van de accountancy-werkzaamheden van een notariskantoor. Het door appellante ter zitting bij het College gegeven cijfermatig overzicht van de bedragen die voor de verschillende opdrachten zouden zijn gefactureerd betreft eveneens een globaal overzicht, waarin geen verband is gelegd met specifieke facturen of werkzaamheden vanaf november 2013. De enkele vergelijking met de door [naam 7] verstrekte kostenopgave is, zoals de accountantskamer terecht heeft overwogen, niet toegespitst op de specifieke omstandigheden van het kantoor van appellante. Betrokkene heeft daar tegenover gesteld dat de financiële administratie van het kantoor van appellante erg bewerkelijk was, mede door de vele kruisposten, de omstandigheid dat appellante over vijf derdengeldrekeningen beschikte en de kwaliteit van de aangeleverde administratie in drukke tijden. Ook heeft betrokkene bepaalde boekingen en rapportages niet geautomatiseerd genereerd, maar handmatig uitgevoerd. Gelet op dit gemotiveerde verweer kan aan het gegeven dat de kostenopgave van [naam 7] beduidend lager is dan de door betrokkene gefactureerde kosten niet de door appellante gewenste conclusie worden verbonden. De omstandigheid dat appellante, naar zij ter zitting heeft verklaard, in 2017 accountants- en administratie heeft gehad in de grootte van de opgave [naam 7] , maakt het voorgaande niet anders, reeds nu het gaat om een andere periode, waarin de administratie van het kantoor ook, zoals appellante zelf stelt, beter op orde was.’
Uitspraak: ECLI:NL:CBB:2019:51
B. van Dongen zegt
Uit dit artikel; apart dat als een accountant, waarop het maatschappelijk verkeer moet kunnen, vertrouwen, € 250.000,- verduisterd niet levenslang wordt geroyeerd maar 10 jaar.