Ook als de kans dat erfgenamen daadwerkelijk uitkeringen gaan genieten uiterst klein is mag de fiscus niet zomaar al het afgezonderd particulier vermogen uit een trust toerekenen aan de begunstigde, oordeelt het Gerechtshof Den Haag. De inspecteur mag daarom maar een derde van het trustvermogen toerekenen aan de erfgename waar het in de betreffende zaak om ging.
De moeder van de vrouw was woonachtig in de VS en liet een testament opstellen waarbij elk van de drie kinderen een derde deel zou erven. De moeder overleed in 2011 en het erfdeel van de vrouw (ongeveer 1,3 miljoen euro) werd in een trust geplaatst, met de broer en de zus die in de VS wonen als trustees. De vrouw is erfgenaam in de zin van art. 2.14a Wet IB 2001.
De inspecteur laat weten dat hij het volledige trustvermogen aan de vrouw zal toerekenen en in box 3 zal belasten. Bij de rechtbank en vervolgens het Hof is onder andere in geschil of dat terecht is. De inspecteur kan weliswaar een beroep doen op de in art. 2.14a, lid 6, Wet IB 2001 neergelegde uitzondering, maar dat is volgens het hof niet succesvol.
In dit geval is, naar blijkt uit het testament van de moeder, het trustvermogen bestemd voor de in Nederland wonende vrouw en is ze begunstigde van de uitkeringen die de trustees aan haar doen uit het vermogen dat door de trustees voor haar wordt beheerd. Na het overlijden van de vrouw zijn ingevolge het testament haar kinderen hetzij begunstigde van de trust hetzij gerechtigd tot de hoofdsom, zoals door de vrouw te bepalen. Wanneer zij haar afstammelingen overleeft, zijn bij haar overlijden haar broer en zuster gerechtigd tot de hoofdsom van de trust.
Uiterst kleine kans
De inspecteur heeft met wat hij daarover heeft aangevoerd aannemelijk gemaakt dat de kans dat de broer en zuster daadwerkelijk uitkeringen gaan genieten uiterst klein is. Maar dat sluit niet uit dat zij in de toekomst toch uitkeringen zullen ontvangen. Dit is ook in overeenstemming met de tekst van het testament en de bedoeling van de moeder. Derhalve kunnen de broer en zuster van de vrouw zowel rechtens als economisch gezien begunstigden van de trust worden. Dit betekent dat het beroep van de inspecteur op de tegenbewijsregeling niet slaagt. Het eerste lid van artikel 2.14a van de Wet IB 2001 is onverkort van toepassing. Gelet hierop dient een derde gedeelte van het vermogen uit de trust te worden toegerekend aan de in Nederland wonende vrouw, oordeelt het hof.
Ook interessant voor u! Cursus Estate planning op 18 juni of Cursus Schenk- en erfbelasting op 25 juni door Bernard Schols.
Geef een reactie