Een adviseur die via een detacheringsbureau anderhalf jaar bij een bank heeft gewerkt, is door de Belastingdienst ten onrechte niet aangemerkt als ondernemer. Dat oordeelt de rechtbank in Breda.
Een zelfstandig werkend financieel adviseur gaat in februari 2014 via een detacheringsbureau werken voor een bank. Daartoe is een (mantel)overeenkomst afgesloten. Het bureau sluit met de bank een overeenkomst van opdracht. De opdracht loopt tot 30 juni 2015.
Daarna is de adviseur nog elders voor de bank werkzaam geweest; hij heeft ook voor een bedrijf geadviseerd over woekerpolissen, bij een tussenpersoon geadviseerd en particulieren advies gegeven over testamenten en echtscheiding. De Belastingdienst beoordeelt zijn werk via het detacheringsbureau als inkomsten uit overige werkzaamheden en niet als winst uit onderneming en legt de man een naheffingsaanslag op.
Vervanging moeilijk
De man stapt naar de rechter. Die overweegt dat zijn werkzaamheden gekoppeld waren aan het functieprofiel van Assistent Accountmanager Private Banking. Hij had op grond van de mantelovereenkomst een relatie- en geheimhoudingsbeding en een informatieplicht. Ook moest hij de werkzaamheden op locatie van de bank uitvoeren, binnen de daar gangbare werktijden en urenstaten bijhouden en laten goedkeuren. Vervanging bij ziekte of verhindering was moeilijk vanwege strikte regulering van de bancaire sector.
Geen zekerheid over opdrachten
Wel is in de mantelovereenkomst uitdrukkelijk aangeven dat partijen geen arbeidsovereenkomst hebben willen sluiten. ‘De overeenkomst biedt belanghebbende uitdrukkelijk geen zekerheid over het aantal te verkrijgen opdrachten.’ Bij ziekte ontvangt hij geen honorarium, zodat de man een arbeidsongeschiktheidsrisico loopt. Hij draagt ook de aansprakelijkheid voor de door hem verrichtte werkzaamheden. Van belang acht de rechtbank ook dat hij zelfstandig met de vestiging van de bank over het tarief heeft onderhandeld en dat hij de opdracht bij uit zijn eigen netwerk heeft aangetrokken. Die liep alleen via het bureau omdat de bank dat had geëist. Het relatiebeding heeft hem niet beperkt in het aannemen van andere opdrachten, aldus de rechter, en zijn werk week af van het functieprofiel Assistent Accountmanager Private Banking.
Meerdere opdrachtgevers aannemelijk
De rechtbank weegt verder mee dat belanghebbende in 2014 pas net gestart was met zijn eenmanszaak. ‘Weliswaar heeft hij in 2014 voor één (uiteindelijke) opdrachtgever gewerkt, maar dit was niet vooraf zo gepland. Het is zeker niet ondenkbaar dat indien de overeenkomst met de bank reeds na anderhalve maand zou zijn geëindigd hij in 2014 meerdere opdrachtgevers zou hebben gehad. Uit zijn werkzaamheden in de latere jaren blijkt ook dat hij wel degelijk ook voor zowel andere opdrachtgevers als detacheerders werkzaam is geweest. Belanghebbende heeft verklaard dat deze verwachting ook de reden is geweest dat hij bij de aanvraag voor een VAR heeft ingevuld dat sprake was van meer opdrachtgevers.’
Winst uit onderneming
De rechter oordeelt daarom dat de man zijn werkzaamheden voldoende zelfstandig en voor eigen rekening verricht en dat hij daarbij ondernemersrisico loopt. Van een gezagsverhouding met het detacheringsbureau is niet gebleken. ‘De werkzaamheden van belanghebbende kwalificeren derhalve als winst uit onderneming.’ De rechtbank verlaagt daarom het belastbare inkomen uit werk en woning tot het in de aangifte vermelde bedrag.
Uitspraak: ECLI:NL:RBZWB:2019:5311
Geef een reactie